Om die vraag te kunnen beantwoorden, moeten we eerst weten wat het verschil is tussen analoog en digitaal. Heel simpel is dat niet, maar het komt op het volgende neer: Geluid bestaat uit een voortdurend veranderende frequentie (toonhoogte) en luidheid (amplitude). Met 'analoog' bedoelen we doorgaans dat een geluidsgolf is omgezet in een elektrisch signaal, dat ook een golfvorm heeft en dus 1 op 1 alle informatie over frequentie en amplitude van het geluid bevat.
'Digitaal' betekent dat we die informatie over frequentie en amplitude volgens een bepaalde formule 'vertalen' naar een taal die bestaat uit alleen maar nullen en enen. Dat doen we omdat een gedigitaliseerd signaal zich effectiever laat opslaan en bewerken. Het woord 'digitaal' wordt dus gebruikt om aan te geven welke techniek is toegepast, het is geen kwaliteitsaanduiding.
Als we een digitaal signaal zouden afspelen over een analoge versterker, zouden we een monotoon, snerpend geluid horen dat niets met muziek te maken heeft. Om gedigitaliseerd geluid als muziek te laten klinken, moet het eerst weer worden omgezet in een analoog signaal. Dat gebeurt in een D/A-converter die de nullen en enen als het ware weer 'terugvertaalt' naar de amplitudes en frequenties waaruit het oorspronkelijke geluid was opgebouwd.
Volledig digitale versterkers worden ook wel eens 'D/A converters met een zeer hoog uitgangsvermogen' genoemd, maar ze werken net iets anders zoals we dadelijk zullen zien. Wel geldt: Hoe beter de D/A converter, hoe beter het geluid kan worden weergegeven. Digitale versterkers doen het wat dat betreft zeer goed, en het is in veel gevallen aan te raden om je cd-speler, streamer, dvd-speler of tv-decoder via de digitale uitgang (als die er op zit tenminste) op een digitale versterker aan te sluiten, en de interne D/A converter van het apparaat te laten voor wat hij is.