Bij het inbouwen van een nieuw element moet, zoals eerder genoemd, de (phono)versterker worden uitgeschakeld. Laat de naaldbeschermer aan het element (of naar beneden, wanneer het integraal is) en let op de kleine moertjes bij het losdraaien van de boutjes, die willen nogal eens zoek raken! Hierna kunnen de contactschoentjes van de armkopdraadjes met behulp van een pincet of heel fijn tangetje voorzichtig van de aansluitpennen van het element worden geschoven. Hierbij mag er alleen aan de schoentjes zelf worden getrokken, de fragiele draadjes zouden zelf snel kunnen afbreken. Het contragewicht van de toonarm kan voor deze klus beter worden verwijderd, omdat de arm na het losnemen uit zijn steun kan gaan steigeren als een wild paard.
Het is voor de armlagers altijd het beste om tijdens het demonteren en monteren van een element de arm in zijn steun te blokkeren (bij de S.M.E. 309, IV & V kan het contragewicht niet gemakkelijk worden verwijderd, dus is de armsteun de beste beveiliging). Voor het aansluiten van het nieuwe element (we gaan hier uit van een opwaardering of vervanging) moet er rekening worden gehouden met een andere indeling van de aansluitpennen. De meeste moderne elementen zijn voorzien van een handige kleurcodering om de pennen, die overeen zou moeten komen met de codering van de armkopdraadjes. Sommige (USA) elementen hebben echter alleen een lettercodering, die als volgt correspondeert met de kleurcodering:
ROOD = R + (Rechter kanaal, signaal)
WIT = L + (Linker kanaal, signaal)
GROEN = R - (Rechter kanaal, signaalaarde)
BLAUW = L - (Linker kanaal, signaalaarde)
De signaalaarde wordt in de lettercodering ook wel aangegeven als `G`, oftewel Ground, en in sommige gevallen is de signaalaarde van het linker kanaal zwart. Wanneer het nieuwe element in de armkop zit hoeven de montageboutjes eerst alleen vingervast te zitten omdat het element nog moet worden verschoven voor de fouthoekafregeling. Met de dwarskrachtcompensatie op `0` kan de VTF (naalddruk) tijdelijk worden ingesteld (dat moet later nogmaals). Bij armen met een actieve naalddruk (deze hebben een verticale knop met een schaal aan de rechterkant van het lagerhuis) moet ook deze instelling op `0` staan.
Hierna kan de arm worden uitgebalanceerd door het contragewicht de verdraaien (of verschuiven) totdat de armbuis horizontaal blijft zweven, wanneer de armlift naar beneden is en de arm tussen de steun en het draaiplateau hangt. Bij volautomatische platenspelers, zoals die van Thorens en Dual, moet eerst de aandrijfsnaar tussen de motor en het binnenplateau worden losgenomen, omdat anders het plateau gaat draaien wanneer de arm boven het plateau wordt gebracht (de stekker uit het stopcontact werkt niet, omdat de armlift bij deze modellen alleen onder spanning wil dalen). Hierna kan de nominale naalddruk worden ingesteld (zie handleiding van de elementfabrikant). Met een fouthoeksjabloon op het draaiplateau kan de HTA (fouthoek) worden ingesteld. Belangrijk detail: het element moet tijdens de fouthoek afregeling telkens haaks in de armkop zitten (zie schematische afbeelding 3), omdat anders geen enkele aflezing van de fouthoek-schaal correct zal zijn!
afbeelding 3
Het doel is, om met de naaldtip op zowel het punt `A` als punt `B` van de sjabloon de lijnen of het raster exact parallel aan de neus of zijkanten van het elementhuis te krijgen (zie schematische afbeelding 4). Dat klinkt lastig maar het vergt vooral geduld en een voorzichtige behandeling van het element. Neem desnoods even een korte pauze wanneer de zenuwen toeslaan.
afbeelding 4
Wanneer de lijnen niet parallel lopen met de naaldtip op één van de ijkpunten is het volgende handig om te onthouden: wanneer de lijnen aan de rechter zijde (van voren gezien) naar de voorkant van het element toelopen moet het element wat naar achteren worden geschoven totdat de referentie-lijnen parallel lopen met een recht/haaks onderdeel van het element. Met een spiegeltje onder de arm kan telkens worden gecontroleerd of het element wel haaks in de armkop zit. Voor de omgekeerde situatie (wanneer de lijnen aan de rechter kant naar de achterkant of naar de rechter zijkant van de neus van het element toelopen) geldt dus, dat het element dan wat naar voren moet in de armkop. Wanneer de lijnen of het raster parallel lopen met het element terwijl deze midden op zijn stip staat en haaks in de armkop zit, kunnen de boutjes voorzichtig worden vastgedraaid. Hierbij mag het element natuurlijk niet verschuiven, een extra controle achteraf kan worden aanbevolen.
Voordat de VTF en anti-skating kunnen worden ingesteld, moet de arm opnieuw worden uitgebalanceerd omdat het element immers is verschoven en het nulpunt dus opnieuw moet worden gevonden. Wanneer de armbuis horizontaal blijft zweven kan de uiteindelijke VTF-waarde worden ingesteld. Het is aan te bevelen, om ten minste de aanbevolen nominale VTF te kiezen (deze wordt aangegeven in de handleiding van het element en ligt meestal ergens tussen de minimale en maximale waarde), of eventueel een iets hogere waarde, mits deze de maximale waarde niet overschrijdt. Een te lage VTF is schadelijker dan een hogere. Met een oude, vlakke LP op het (niet roterend) draaiplateau en het element rustend op deze LP kan de VTA worden gecontroleerd, door te kijken of de armbuis parallel aan het plaatoppervlak ligt (zie schematische afbeelding 1). De meeste elementen worden namelijk ontworpen om in deze stand te werken.
Sommige toonarmen hebben geen instelbare arm-basishoogte voor de VTA (Vertical Tracking Angle), in dat geval zijn er soms ophoogringen leverbaar. Wanneer het element teveel voorover of achterover staat bij een toonarm met vaste basis, is het raadzaam om met de dealer contact op te nemen, gezien dit in sommige gevallen schadelijke gevolgen kan hebben. Bij toonarmen met een VTA-instelbaar lagerhuis kan de armkop of armbuis wel parallel aan het plaatoppervlak komen te staan en kan er zelfs worden geëxperimenteerd met een minimale afwijking, omdat sommige elementontwerpen het beste klinken wanneer ze in een iets naar achteren aflopende arm aftasten. wanneer er in de toonarm nog een voorziening is voor de instelling van de Azimuth kan er een spiegeltje, liefst met een dikte van zo`n 2.5 tot 3.5 mm, op de mat (of, in het geval van een acryl plateau, direct daarop) worden gelegd. Met de dwarskrachtcompensatie op nul kan het element voorzichtig op het spiegeltje worden gezet (houd een hand vlak bij de armkop, voor als de naald toch zou willen `schaatsen`). Met behulp van een (zak)lamp kan worden gekeken, of het element van voren gezien parallel met het oppervlak van het spiegeltje staat, door het spiegelbeeld te vergelijken met het echte element (zie schematische afbeelding 5).
afbeelding 5
Het is zelfs mogelijk, om naar de diamantschacht zelf te kijken en wanneer deze als een flauwe `V` op z`n zij oogt, moet de armkop- of buis worden geroteerd in de richting van de punt van die `V`, zodat er een recht spiegelbeeld van de diamantschacht ontstaat. Deze wijze van afregelen is vooral handig wanneer een uni-pivot toonarm lateraal moet worden uitgebalanceerd. Als laatste wordt de anti-skating op de VTF-waarde ingesteld. Fijnregeling van de anti-skating en de VTF kan bijvoorbeeld met behulp van een goede mono-persing worden gedaan of met speciaal hiervoor gemaakte testtracks van een speciale test-LP, zoals die van HiFi News, Ortofon, CBS en Shure.