Het correct afregelen van een platenspeler is nog altijd een grote uitdaging voor menig audiofiel (naast de fysieke uitdaging die wordt gevormd door niet te verslepen monsterversterkers en luidsprekers natuurlijk). Maar de auditieve beloningen die het gevolg zijn van een goed opgebouwde platenspeler zijn nou eenmaal onweerstaanbaar. Voor het afregelen van een toonarm of het inbouwen van een element heeft men naast de essentiële gereedschappen toch vooral een goede voorbereiding en een stap-voor-stap uitleg van de uit te voeren handelingen nodig. En daar is dit artikel op gericht.
Arm-lastig
Door de hoge mate van instelbaarheid van analoge toploopwerken en toonarmen en de modulaire opbouw kan een platenspeler in principe geheel naar de wens van de eigenaar worden opgebouwd of in het geval van een bestaande platenspeler, worden aangepast. De meer betaalbare types zijn meestal voorzien van een vaste toonarm zodat daar een beperking zit in de groei, maar een nieuw element kan wonderen doen mits deze goed bij de toonarm past. Niet alle toonarmen zijn geschikt voor de zo geliefde Moving Coil elementen omdat deze een hoge mate van mechanische energie aan de arm doorgeven. Er zijn uitzonderingen zoals het Denon DL-110 High Output Moving Coil element dat specifiek werd ontwikkeld voor midden- en lichtgewicht armen van onder andere Audio Technica en Dual terwijl hij ook uitstekend in een Rega arm werkt. Moving Magnet elementen zijn door de steeds verder verbeterde en almaar betaalbaarder wordende Moving Coils een beetje uit de mode geraakt, maar enkele fabrikanten hebben groot succes met een verfijnd magnetisch inductiesysteem (zogeheten `Moving Iron` elementen), zoals Grado. Grado`s zijn lichtgewicht elementen en geven weinig energie af aan de toonarm, waardoor ze ook in meer fragiele armen werken zoals de handgebouwde Hadcock`s uit Engeland. Maar voor de echte Moving Coil liefhebbers zijn er gelukkig meer dan genoeg goede tot geweldige toonarmen op de markt, zowel nieuw als tweedehands (kijkt u maar eens op de tweedehandspagina`s van HiFi.nl). Zo zijn er van de legendarische S.M.E. 3009 nog vele tweedehands exemplaren verkrijgbaar. Deze oudgediende en de 12 Inch uitvoering genaamd 3012 zijn eigenlijk een koopje wanneer de bijzonder hoge afwerkingkwaliteit in rekenschap wordt genomen. De latere Linn Ittok LVII, S.M.E. Series V en NAIM ARO hebben nog steeds een bijzonder goede reputatie en kunnen veel, of zelfs het beste halen uit de super-Moving Coils van vermaarde fabrikanten als Ortofon, Koetsu, Benz Micro en Dynavector. Voor platenspelers met een vaste toonarm zijn er naast High-Output Moving Coils ook nog steeds heel mooie Moving Magnet typen te krijgen waarbij de verwisselbare naald voor sommigen nog steeds een groot pluspunt is. Goldring en Ortofon hebben verschillende muzikale en soms verrassend betaalbare modellen in productie, zoals bijvoorbeeld de Goldring Elektra.
Invalshoek
   Â
Niet alle toonarmen hebben een in hoogte verstelbaar lagerhuis, maar de meeste hoogwaardige typen wel, en voor de Rega RB250 en RB300 toonarmen maken verschillende fabrikanten ofwel simpele opvulringen of zelfs complete kragen met VTA instelbouten. De correcte VTA, oftewel Vertical Tracking Angle is van belang bij het aftasten van de groef en elk element heeft zo zijn voorkeuren, maar de norm is dat de bovenkant van het elementhuis parallel aan het plaatoppervlak moet liggen (zie schematische afbeelding 1).
afbeelding 1
De naaldtip staat bij de optimale naalddruk oftewel VTF (Vertical Tracking Force) onder een bepaalde hoek waarbij zijn profiel optimaal in de groef past. Vooral de zogeheten `Fine Line` en `Microridge` tippen zijn hier gevoelig voor door hun platte en scherpe zijprofiel. De HTA (Horizontal Tracking Angle), ook wel fouthoek genoemd, moet zo dicht mogelijk bij 0 graden liggen, maar doet dat eigenlijk alleen op twee punten in de radius die een toonarm van oploopgroef tot uitloopgroef beschrijft (tangentiale toonarmen laten het element over de straal van een LP lopen). Bij een optimaal ingestelde HTA staan de naaldtip en de generator keurig in lijn met de groeven. Radiale toonarmen hebben daarom een zogeheten `Offset` (knik) in de armkop of armbuis, waardoor de fouthoek vele malen kleiner wordt. Echter, door deze knik wordt de trekkracht van de radiale groef groter waardoor de naaldtip harder tegen de binnenste groefwand wordt gedrukt. Om deze druk te compenseren hebben vrijwel alle moderne toonarmen een zogeheten dwarskrachtcompensatie (in de Engelse taal `Anti-Skating` of `Bias` genoemd). De Naalddruk en dwarskrachtcompensatie horen dus samen te werken waarbij de waarden in balans moeten zijn. Overigens is de correcte VTF (naalddruk) uiterst belangrijk voor de optimale werking van zowel de `generator` als de ophanging van het cantilever. Deze generator bestaat meestal uit een stel spoelen en een magneet of magnetisch geladen metaal (of, in het geval van het Decca systeem, een metalen filament). Het cantilever brengt het dynamische gedeelte van de generator in beweging waardoor er dankzij inductie een elektrisch signaal ontstaat.
Ten slotte moet de naaldtip kaarsrecht tussen de twee groefwanden staan (zie schematische afbeelding 2), wat Azimuth heet. Azimuth heeft invloed op zowel de kanaalbalans als stereoafbeelding en de uiteindelijke aftastvervorming. Hoe mooi een element, toonarm of loopwerk ook is gebouwd, de weergave staat of valt bij de juiste afregeling en de mate waarin de onderdelen met elkaar harmoniëren.
afbeelding 2