Een veel gestelde vraag van consumenten, bij de aanschaf van nieuwe luidsprekers, is: "hoeveel Watt zijn ze?". Mijn reactie daarop is altijd: het zijn geen gloeilampen. Elke luidspreker heeft zijn limiet wat betreft het inkomend (van de versterker) vermogen dat hij kan verwerken en dat wordt dan in Watts aangegeven. Het probleem is echter dat dat getal totaal niets zegt over de weergavekwaliteit maar helaas ook niet altijd eerlijk wordt opgegeven.
Het maximaal verwerkbare vermogen van een bepaalde luidspreker zou een continue-aanstuurvermogen moeten zijn, niet een `net voor de boel in vlammen opgaat` getal. Veel hoogwaardige luidsprekers hebben daarom minder indrukwekkend lijkende getallen in hun technische gegevens staan dan goedkope luidsprekers. De meeste fabrikanten geven tegenwoordig een `versterkervermogen-bereik` op (bijvoorbeeld 15 tot 75 Watt). Dat moeten dan ook weer continue-vermogens van de versterker zijn en geen `piek-piek` getallen (daar komen we zo op terug).
We kunnen dus concluderen dat luidsprekers nimmer een bepaald aantal Watts `zijn`, maar wel een zeker werkbereik hebben. Bij het kiezen van een luidspreker voor gebruik met een bepaalde versterker is het daarom veel belangrijker om op twee andere factoren te letten: de nominale impedantie en het rendement van de luidspreker. Ook die laatste term wordt vaak verkeerd gebruikt en in Decibels uitgedrukt (bijvoorbeeld: 90 dB). Het gaat dan in feite om de GEVOELIGHEID, waarbij een bepaalde aansturing resulteert in een bepaalde geluidsdruk (gemeten op 1 of 2 meter afstand). Het RENDEMENT is afhankelijk van de gevoeligheid én het impedantiegedrag van een luidspreker. Wanneer men een versterker met een laag maximaal vermogen wil gaan gebruiken (bijvoorbeeld 20 Watt) is het verstandig om bij de aanschaf van een luidspreker op zowel het in `dB` opgegeven getal en de nominale impedantie te letten. De impedantie zorgt in feite voor meer problemen dan de gevoeligheid gezien veel versterkers niet van een lage impedantie houden (4 Ohm en lager). Wanneer er een 8 of 16 Ohms luidspreker met een tamelijk hoge gevoeligheid (boven de 88 dB) wordt gevonden, kan men in principe zelfs met een 15 Watt buizenversterker een aardige geluidsdruk opbouwen! Voor feesten en `headbangen` zijn dergelijke versterkers natuurlijk niet bepaald geschikt.
Ook voor versterkers geldt: het opgegeven maximaal vermogen zegt weinig, wanneer het om Piek-Piek (allerlaatste doodsnik) vermogen gaat. Bij kwaliteitsversterkers wordt meestal een `maximaal continue vermogen` opgegeven (internationaal als `RMS vermogen` aangeduid). Alleen bij een continue uitgangsvermogen zegt een maximum opgave wel iets. Daarnaast moet een versterker een stevige voeding hebben (ik zal u niet met de ins & outs vermoeien, maar vraagt u aan uw dealer, of de versterker die u op het oog heeft `een ruim bemeten voeding` heeft). Een (elektrisch) `stabiel` versterkerontwerp met een stevige voeding hoeft in principe geen enorm hoog uitgangsvermogen te hebben om daadkrachtig met verschillende belastingen (luidsprekers) om te kunnen gaan. Veel luidsprekers zien graag een versterker met een flinke stroomreserve terwijl andere typen (`electrostatische` luidsprekers) een versterker met een relatief hoge voedingsspanning prefereren. Een eerlijk ontwerp is dus altijd belangrijker dan indrukwekkende getallen en wanneer er wel meer vermogen nodig is, zal juist een `stabiele` versterker zich bewijzen als een betrouwbaar apparaat.