Dat de belangstelling voor de oude vertrouwde platenspeler toeneemt was goed merkbaar aan het grote aantal bezoekers aan de workshop van het Duitse tijdschift Audio. De redactie had zes platenspelers opgesteld, die op drie verschillende aandrijvingsprincipes gebaseerd waren: direct, snaar en tussenwiel (Garrard). Bij elk van deze aandrijvingen speelden een betaalbare en een dure representant.
De Technics SL-1210 en de zeer prijzige (en inmiddels allang uit productie zijnde) Denon DP-100 vertegenwoordigden de direct aangedreven platenspelers, de Rega P5 en de maar liefst 180.000 (!) euro kostende Transrotor Artus verdedigden de eer van de snaaraangedreven modellen. Daarnaast maakte het koppel Garrard 301 (een originele uit de sixties) en de moderne 501 deel uit van het testveld. Alle spelers werden aangesloten op een set die bestond uit een geïntegreerde versterker van Accuphase en een stel compacte Sonics luidsprekers, ondersteund door een subwoofer. Alle platenspelers waren voorzien van een Denon DL-103 element via Clearaudio phonovoorversterkers aan de Accuphase verbonden. De te beluisteren klankverschillen waren groot; duurder was beter. Opvallend was wel dat de Denon, gebaseerd op het onder audiofielen niet al te geliefde Direct Drive-principe, bij een flink aantal luisteraars de voorkeur kreeg boven de immense Transrotor.
Net als bij de buizenvergelijking bij zusterblad Stereoplay was het ook verschil tussen de platenspelers in directe vergelijking zeer goed te horen. Goed waarneembaar was bijvoorbeeld dat er behalve een leeftijdsverschil tussen de beide Garrards ook een prestatieverschil is. Ondanks het toepassen van hetzelfde element en dezelfde aandrijftechniek klonk de 501 veel verfijnder vergeleken met de good old 301. Details werden met meer gemak weergegeven, daarbij leek het hoog transparanter te zijn en was het beeld coherenter.
Opvallend was het klankverschil tussen de twee “giganten” van de test, de direct aangedreven Denon DP-100 en de indrukwekkende snaaraangedreven Transrotor Artus. Hier was slechts sprake van een duidelijk karakterverschil dat niet als een kwaliteitsverschil te duiden viel. Waar de Denon veel verfijnder te werk ging en de zoete klank van de eerste violen van een orkest met veel gevoel portretteerde, beeldde de majestueuze Transrotor het orkest met veel grandeur, bijna op ware grootte af.
We merken maar eens op dat de bezoekers niet veel tijd kregen om uitvoerig naar de gebruikte muziekstukken te luisteren. De belangstelling voor de workshops bij Audio en Stereoplay was enorm!
Frontaal tegen de hernieuwde populariteit van vinyl in gaat de good old Cd-speler, die aan een tweede jeugd begonnen lijkt. Spectaculair was bijvoorbeeld de CD-555 van Naim, waarbij werkelijk aan elk detail is gedacht: een externe powersupply met meervoudige, gescheiden aankoppelingen voor het digitale en analoge gedeelte, een ‘quiet room’ waar de DAC letterlijk in rust mag huizen, en een metalen Philips CDM-2 loopwerk dat zich schuilhoudt onder een gemotoriseerde klep. Het apparaat maakte indruk met een zeer open en groot klankbeeld, dat de luisteraar werkelijk omarmde. Perfect, was het woord dat onwillekeurig opkwam – hoewel tegen een stevige prijs: de Schotten verlangen 23.300 euro voor dit hoogtepunt in de Cd-geschiedenis.
In iets gematigder regionen toonde Linn de nieuwe Majik CD (2900 euro), die met Linns zelf ontwikkelde Dvd-loopwerk is uitgerust. (Een allesspeler is het evenwel niet; het wordt als Cd-loopwerk toegepast.) Een eerste bespreking in de Duitse vakpers (Stereoplay) was alvast bijzonder lovend.