Aangevuld met de beide zijwanden geeft de kamer al een enorm aantal lampjes te zien. Als we tenslotte de tent sluiten met de zesde spiegel (voordat u het zegt: voorzien van kijkgaatje!), ontwaren we zelfs een ware oceaan van lichtpuntjes. Minder poëtisch uitgedrukt: de spiegelbeelden zijn nu zo dik gezaaid, dat we nauwelijks meer individuele punten onderscheiden, maar voornamelijk een composiet, het patroon van hun aller interferenties.
Afhankelijk van de kamerafmetingen zal uit de chaos der looptijdverschillen een kleurschifting resulteren. Sommige frequenties versterken elkaar, andere worden verzwakt of zelfs uitgedoofd, en de lichtsterkte in de kamer zal drastisch toenemen, maar niet aangroeien tot in het oneindige.
Het licht is niet zuiver wit meer, want wit licht is de resultante van alle mogelijke frequenties die in gelijke sterkte aanwezig zijn. Het resultaat van de wirwar is dan ook een felle kleurzweem die weliswaar afkomstig is van de oorspronkelijke lichtbron, maar in feite bepaald wordt door vorm en afmetingen van de kamer. (Als we de spiegelkamer tot het uiterste perfectioneren, resulteert er nog maar een enkele frequentie: op die manier maken we monochromatisch laserlicht.)
Brouhaha
Terugkerend naar onze luidspreker dienen we te bedenken dat geluidsbronnen op groter afstand dan pakweg 100 m praktisch niet meer meedoen, maar in een bol met een straal van 100 m tellen we toch al gauw 20.000 á 30.000 van die bronnen. Al het meubilair in de kamer wordt trouwens ook op deze manier verveelvoudigd.
De manier waarop geluid weerkaatst is niet simpelweg te beschrijven als hoek van inval = hoek van uitval. De optica heeft het makkelijker: daar is de golflengte vrijwel altijd verwaarloosbaar klein ten opzichte van de obstakels waar lichtstralen mee te kampen hebben.
Dat ligt bij geluid genuanceerder. Het midden van het audiospectrum heeft zo`n beetje het zelfde postuur als wij zelf en ons huisraad, met golflengtes om en nabij l meter. In dat gebied ligt de sleutel-A van de piano, 440 Hz, en het is natuurlijk geen toeval dat muziekinstrumenten afmetingen hebben die van l decimeter (triangel) lopen tot l decameter (orgelpijp).
Een en ander leidt tot de complicatie dat vrijwel alle voorwerpen in onze huiskamer achteloos omspoeld worden door lage tonen, maar als spiegel werken voor hoge. Een deel van de geluidsgolven trekt zich dus niets aan van zo`n hindernis, een deel zal er doorheen gaan, en daarvan wordt weer een deel geabsorbeerd en een deel teruggekaatst.
Kleuring
Omdat de luidsprekers door al het gespiegel steeds verder weg komen te staan, worden ze niet alleen steeds zwakker, maar ook zal hun geluid ons later en later bereiken. Wie wel eens een heimachine op afstand heeft gadegeslagen zal dit kunnen beamen.
De omwegen vertalen zich in enorme faseverschuivingen die bepaalde frequenties zullen verzwakken en andere versterken. Naar analogie met wat er met onze lichtbron gebeurde noemen we dit verschijnsel: kleuring. Kleuring is voor technici per definitie vervorming, maar is zo onvermijdelijk, dat musici (en bouwers van muziekinstrumenten) er niet alleen mee hebben leren leven, maar er dankbaar gebruik van maken om het resultaat van hun inspanning te bekronen.
De gitaar klinkt anders dan de viool omdat de kast anders gebouwd is. Een sprekend voorbeeld van rnateriaalkleuring is het verschil tussen regen die tegen de ruiten of op een zinken dak klettert en de zachte ruis van diezelfde regen op een grasveld. Enige jaren geleden demonstreerde TransTec tijdens een Firato kleuring door interferentie van twee luidsprekers die zich van en naar elkaar bewogen. Menig bezoeker reageerde ontsteld op de enorme vervorming die aan totale uitdoving vooraf ging.