Britse merken durven eigenwijs hun eigen koers te varen. Een mooi voorbeeld daarvan is Arcam, dat volop inzet op de eigen klasse G-versterking. Omdat Arcam binnenkort een nieuwe Solo Movie presenteert, waren recent twee ingenieurs van het bedrijf in Nederland aanwezig. Dat leek ons een mooie gelegenheid om te ontdekken hoe het zit met de nieuwe Solo én de Klasse G-technologie.
“We maken al jaren Solo-toestellen, all-in-one-apparaten die heel wat kwaliteit bieden in één enkele behuizing. Maar nu zijn we danig terug gegaan naar de tekentafel. De gloednieuwe Solo Movie bevat bijvoorbeeld zowel een optische drive die BLu-ray’s, SACD’s, dvd’s en cd’s kan lezen, als Bluetooth en alle mogelijke streamingopties”, zegt Allen Davidson, de European Sales Manager van Arcam.
Een beest van een machine
We ontmoeten Davidson bij Audiac, de distributeur van Arcam. Samen met zijn collega en productmanager Andy Moore is hij in het land om te praten over de nieuwe Solo Movie, én om demo’s te geven van de verschillende FMJ-versterkers. In de demo-opstelling staan alle modellen met klasse G-versterking opgesteld, van de recente en toegankelijke A29, over de 2 x 120 watt zware A39 tot de potige A49 geïntegreerde versterker, een beest van een machine die 2 x 200 watt levert. Gewoon “Om te tonen hoe ver we kunnen gaan en om indruk te maken”, aldus Moore, is er in een overtreffende trap voorzien: een C49 analoge voorversterker die twee P49 klasse G-eindtrappen aandrijft geschakeld in bridge mode.
De versterkers zijn gekoppeld aan een set Venere S drieweg-vloerstaanders, afgewerkt in walnoot. Piekfijn uiteraard, want zo kennen we de Italianen van Sonus Faber.
Klasse G
Wat Andy Moore met zijn ‘step-up’ opstelling wil aantonen, is dat de klasse G-technologie een zeer gecontroleerde, vervormingsvrije klank kan produceren, ongeacht het volume. Maar wat is nu die mythische klasse G? Volgens de meeste leerboeken elektronica bestaat toch enkel klasse A, B, A/B en D?
“Klasse G draait rond het leveren van audio in de hoogste kwaliteit, zonder het minste spoor van crossover vervorming”, legt Davidson uit. Hij verwijst daarmee naar het basisdilemma waarmee versterkerbouwers geconfronteerd worden als ze een product ontwerpen. Als ze opteren voor een klasse A design, krijgen ze een versterker die een heel hoogstaande geluidskwaliteit levert maar wel allesbehalve efficiënt is. De warmteproductie van sommige klassieke klasse A-versterkers kan een luisterkamer wel heel gezellig maken, ook als het buiten frisjes begint te worden.
Klasse A/B is dan weer veel efficiënter: je krijgt meer vermogen terwijl de stroom en daarmee warmteontwikkeling in de versterker veel lager is - maar heeft bij lage volumes af te rekenen met zogenaamde crossover-vervorming. Die vervorming ontstaat omdat er bij dergelijke push-pullversterkers twee of meer transistors zijn die continu aan- en uitgeschakeld worden en ieder de helft van de output voor hun rekening nemen. In theorie zou bij het uitschakelen van de ene transistor, de andere netjes in moeten schakelen. In realiteit verloopt die overname van de ene naar de andere transistor niet zo afgelijnd, er moet namelijk een drempel overwonnen worden om de inschakelende transistor in geleiding te brengen. Dat levert harmonische vervorming op. Het probleem stelt zich het scherpst bij klasse B-versterkers, maar is ook (in mindere mate) aanwezig bij A/B.