Afgelopen mei waren we uiteraard weer aanwezig op de High End in München, om de simpele reden dat je in de hifi-wereld niet om deze show heen kunt. Het volle weekend volledig verslaan is dan wel niet mogelijk met zo'n 900 (!) aanwezige merken, maar voor de diverse persconferenties, productintroducties en demonstraties van nieuw of aanstaand hifi-aanbod is afreizen naar de Beierse hoofdstad een must.
Tegelijkertijd vragen we ons ieder jaar af wat de daadwerkelijke waarde is van een hifi-show van deze omvang. Een vraagstuk dat we eerder deze week ook op het blog van Herman van den Dungen - Durobblog - voorbij zagen komen (Durob Audio is importeur van onder meer Audio Research en Sonus Faber). Zoveel merken, maar zo weinig consumenten. En dat terwijl 'thuis' in Nederland de ene elektronicaketen na de andere sneuvelt, omdat er in een lager segment al niets uitgegeven wordt.
Natuurlijk, de organisatie zelf is lyrisch - ook achteraf. De cijfers mogen er dan op zich ook wel zijn; 363 standhouders uit 35 landen, met meer dan negenhonderd merken, voor zo'n zestienduizend bezoekers (publiek en pers). Wat zich overigens ook vertaalde in een aardige drukte op de beursvloer gedurende de drie dagen dat we daar aanwezig waren.
Keerzijde
Wat echter ook ieder jaar duidelijk wordt, en waar Van den Dungen terecht op wijst, is het feit dat dergelijke beurzen in de regel steeds dezelfde groep hifi-liefhebbers aantrekken. En dat het voor de industrie goed zou zijn als ook de rest van de bevolking – of toch een flink gedeelte daarvan – ook eens in aanraking zou komen met hifi. Wat ons daarbij opvalt is dat niet-liefhebbers uit onze omgeving – mannen en vrouwen, jongeren en ouderen – er steevast van uitgaan dat zij ‘de verschillen (tussen een standaard pruttelding en een degelijke hifi-set) toch niet horen.’ En dat het dus tijd- en geldverspilling is om er verder enige aandacht aan te besteden, hoor je hen er in stilte bij denken.
De nieuwe Olympica-lijn van Sonus Faber in München
Helaas – of nee: gelukkig! – klopt dit verhaal voor geen meter. Want telkens als we zo iemand dan toch weten te overtuigen om zich eens in de omgeving van een degelijke geluidsinstallatie te nestelen, dan klinkt het iedere keer opnieuw: ‘Ja, maar dàt hoor ik wel!’. Anders gezegd is de man in de straat geneigd om te denken dat je een soort goed getraind übergehoor moet hebben om van de kwaliteit/meerwaarde van een goede geluidset te kunnen genieten. Niet, dus. Het grootste verschil tussen een door de wol geverfde geluidsrecensent en Jan met de pet is dat die eerste heel precies kan vertellen waarom een apparaat of een luidspreker goed klinkt en dat de tweede dat niet kan. Maar genieten van de kwaliteit van een mooie set kunnen ze beiden even goed. Daar twijfelen we al lang niet meer aan.