Luisteren
Gedurende de eerste dagen dat de nieuwe componenten in mijn systeem opgenomen zijn speel ik meerdere lp`s af zonder dat ik echt kritisch luister. Ik wil dat de voortrap goed op temperatuur komt. Toch is op dat moment al helder dat deze combinatie op een hoger niveau speelt dan mijn vertrouwde Rega. Het zet een heel groot beeld neer met veel details en dynamiek. Verder valt op dat er een verschil in klank bestaat wanneer ik mijn eigen lp`s vergelijk met het stapeltje dat Johan tijdelijk achtergelaten heeft. Mijn eigen elpees hebben allemaal een behandeling ondergaan met Disco Antistat, een zeer oppervlakkige manier van platen reinigen. De schijven van Johan zijn stuk voor stuk gereinigd met Vinylbox van Audiotop op zijn platenwasmachine van VPI, een merk dat eveneens door hem geïmporteerd wordt. Mogelijk daardoor klinken, met name in het hoog, zijn platen schoner en meer afgerond.
De op Verve uitgebrachte opname "Focus", UMV 2071, ligt mij na aan het hart. Hierop staan 7 door Eddie Sauter voor de tenorsaxofonist Stan Getz geschreven stukken voor een solo tenorsax en een orkest bestaande uit tien violen, vier viola`s, twee cello`s, een bas, een harp en percussie. Stan Getz, die gedurende de opnamen in de herfst van 1961 34 jaar oud was, improviseerde daarbij op de voor de overige instrumenten geschreven muziek. Op de uit 1982 daterende Japanse persing van dit werk is de vloeiende klank en superbe kwaliteit van de lyrische improvisatie onmiskenbaar Getz. Bijzonder op deze plaat is dat de solotenor zich aanpast aan het orkest en daarmee een soort respect voor de muziek aangeeft. Dat dit niet betekent dat hij slechts volgt blijkt wel uit nummer twee van kant twee "Night rider", waarin zijn sax hard en drijvend klinkt. Het nummer begint met een "ritmesectie" van strijkinstrumenten die het gevoel geven van roffelende paardenhoeven waarna de improvisatie van Stan het stuk laat swingen. De muzikaal, en met veel lucht, aangeblazen sax is prachtig vol en doortekend van toon en staat als een huis. Ook van de snaarinstrumenten klinken alle nuances door. Het laatste nummer van die kant is getiteld "A summer afternoon" en hier klinken sax en orkest lui en traag, lusteloos. De pizzicato snaarinstrumenten zijn prachtig en onderling goed van elkaar te onderscheiden waarbij de bas een fundament onder de rest legt. De tenorsax introduceert een charmant melodietje en ontwikkelt het over en door het spelen van het ensemble heen. Het is niet anders te omschrijven dan heerlijk analoog klinkend. Het nummer eindigt met een langgerekte geeuw van de saxofoon als besluit van een rustige warme dag.
"You get more bounce with Curtis Counce!" van het combo van de bassist Curtis Counce, uitgebracht op APR 3006 in de Revival Series van Analogue Productions klinkt heel ruimtelijk. Het is direct duidelijk dat deze plaat gewassen is. Het op 13 mei 1957 opgenomen "Complete" laat goed de kwaliteiten van de instrumentalisten horen. Het geheel komt bijzonder "lifelike"over. Bij de trompet van Jack Sheldon heb ik echt even het idee dat ik slechts voorover hoef te buigen om hem aan te raken. Het hoog klinkt prachtig door maar blijft rond zonder schril te worden. Om de drums van Frank Butler zit zo veel lucht dat het mij naar adem doet snakken. Ik hoor een trommelvel vibreren en schrik van het plotse geluid van een bekken. Dit is grote klasse! Ook in het bekende, door Irving Berlin geschreven, "How deep is the Ocean"word ik getroffen door de echtheid, de natuurlijkheid en de muzikaliteit van de opname en de weergave. Ditmaal is het met name de saxofoon van Harold Land die me raakt. Het klinkt allemaal zo heerlijk los en gemakkelijk. Ik hoor de tonen in al hun gearticuleerde gedetailleerdheid, het tikken van de kleppen en de valse lucht.
Hoe zal een door mij zo geliefde vrouwenstem als die van de Noorse Kari Bremnes klinken vraag ik me af en ik haast me om de uit 1998 daterende plaat "Svarta Bjorn" , verschenen op ars-FXLP 200, uitgebracht via Kirkelig Kulturverksted, op te zetten.(1) Op deze plaat werkt zij voor het eerst samen met de Noorse tekniker Jan-Erik Kongshaug, bekend van de ECM jazz opnames die in zijn Rainbow Studio in Oslo opgenomen zijn. In het eerste nummer "Sangen om fyret ved Tornehamn"trekt zij alle registers open en meteen is duidelijk waarom zoveel audiofielen graag naar haar stem luisteren. Glashelder worden de stemnuances ontrafelt. De stem staat indringend in het midden en de op deze plaat prominent aanwezige percussie, met heel veel laag, komt zeer dynamisch uit een inktzwarte achtergrond naar voren om vervolgens in gevecht te gaan met de diep afdalende bas van Björn Kjellemyr. Ook de ingetogen Kari is op dit album aan te treffen en wel in het laatste nummer van kant 1; "Byssan lull". Opnieuw prachtig weergegeven.
Op de uit 1985 daterende debuut lp "Picture Book", Elektra UK: EKT 27, van de inmiddels wereldvermaarde groep Simply Red staan enkele fraaie nummers waarvan "Sad old Red" mijn favoriet is. Het begin met de strakke baslijn wordt fraai neergezet en ook het aanslaan van de bekkens komt zeer natuurgetrouw over. Er is veel lucht om de instrumenten en de stem van Mick Hucknall, die in dit nummer bewijst dat hij hoog kan, is in dat hoog zuiver en mooi afgerond waarbij aan het eind van het nummer een aantal malen na het woordje "red"ook het uitademen duidelijk weergegeven wordt. De bariton sax van Ronnie Ross en de tenor sax van Ian Dickson zijn duidelijk van elkaar te onderscheiden.
Er zijn opnames die ik zowel op cd als op lp bezit. Het overbekende "Take five", door de altsaxofonist Paul Desmond geschreven voor het quartet van pianist Dave Brubeck waar hij deel van uitmaakte, is er een van. De lp versie staat op "Dave Brubeck`s Greatest Hits", een CBS opname uit 1967; S 62710. De cd is het bekende album "Time Out" opgenomen middels "super bit mapping"en uitgebracht als gold cd CK 64408 op het Columbia Legacy label. Een tweede voorbeeld is het album "Dire Straits"van de gelijknamige groep. De lp betreft de uit 1978 daterende Canadese persing op Mercury SRM-1-1197. De cd stamt uit datzelfde jaar en is uitgebracht als Vertigo 800 051-2.
In beide gevallen is de weergave via de Clearaudio combo de winnaar. Het lijkt of er een gordijn opengaat wanneer overgeschakeld wordt van cd naar lp. De cd van Dire Straits is geen voorbeeld van de best mogelijke digitale registratie maar de cd van Dave Brubeck is dat wel. Toch is het lp beeld helderder en klinken de bekkens bij "Take Five"indringender. Bij Dire Straits wordt de electrische gitaar in "Down to the waterline"via de lp strakker en krachtiger neergezet.