Ronde 3.
Eerst mag de standaard Diva zijn kunsten vertonen. Die moet terrein prijs geven aan de LP12. Het geluid is voornamelijk anders geworden. Minder vloeiend en minder sterk in ritme. Minder gemak en minder detail. Wel kent een Diva meer drive en is feller dan een Linn. We vergelijken een Diva met Rega arm ten opzichte van de SME versie om te bepalen wat de arm/element invloed is.
Daar komen we snel achter. De duurdere combi geeft stemmen meer body mee en geluiden in de mond worden weergegeven. Dat hoor je goed als men dicht bij de microfoon zingt. Percussie is feller en je pakt het ritme makkelijker op waardoor je voet als vanzelf gaat bewegen. Meer drive en de speler is meer aanwezig in de ruimte. Vraagt meer en meer de aandacht. Het beeld wat neergezet wordt is voor beide spelers ongeveer even breed, hoog en diep. Het frequentiespectrum wordt ook niet groter en het gaat niet dieper. De klank van de L2 Wood heeft duidelijk de familietrekjes van de Benz Micro Gold, is alleen verfijnder en dynamischer.
Als we van de dure Diva naar de Volvere gaan is de grotere spreiding direct opvallend. Het gehele beeld is groter en nog meer aanwezig. De eenvoudiger arm en het eenvoudiger element maken het geheel jammer genoeg grijzer en trekken een sluier voor de weergave. Inleveren op transparantie, winst op het vullen van de ruimte. Gaan we van de Volvere nog eens terug naar de eenvoudige Diva dan lijkt de muziek aan de speakers te plakken. Een tikje meer drive, een tikje minder detail hoorbaar en het is lastiger instrumenten te volgen op hun trip langs de toonladders. De Diva is qua klank gelijk aan de Volvere, in presentatie eenvoudiger en goedkoper. Een Volvere is minder een hifi draaitafel dan de Diva in eenvoudige vorm en meer een muziekwerkgever.
De volgende stap is door van de Volvere naar de Sequel. Je behoudt al het goede van de Volvere en de winst die eerder geboekt werd ten opzichte van de Diva. Nog strakker is de plaatsing, nog breder de soundstage. Stemmen staan dichterbij en worden steeds indringender. Het lijkt steeds meer gerechtvaardigd om te stellen dat de draaitafel belangrijke invloed heeft op de omvang van de soundstage en een wel of niet vloeiende weergave. Belangrijk en bepalend is het verschil in weergave eigenschappen tussen de Diva met SME en L2 Wood en de Sequel met RB300 en Gold.
Vrijwel gelijk in prijs, hoe verschillend in presentatie. Positief aan de Diva/SME is de detailweergave en de ritmiek. Maar daar zet de Sequel tegenover: een twee maal zo groot beeld, meer dynamiek, het geluid is iets ruiger en minder accuraat, veel meer muziek en ineens gaat de Diva terug naar de basis en wordt hifi weergave. Niet slecht, zeker niet, maar de Sequel weet veel meer te boeien. De keuze die is gemaakt tussen de twee tafels is: of het budget besteden aan de draaitafel of het budget in belangrijke mate besteden aan ar en element. De keuze is duidelijk, de draaitafel heeft het meeste baat bij een grotere uitgave. De arm en het element zijn ondergeschikt aan het loopwerk. Daarbij bedenkend dat een element ooit vervangen zal worden en slijt terwijl een loopwerk bijna voor het leven kan worden aangeschaft, beslecht dit nog meer het pleit voor een duur loopwerk.
Ronde 4.
Opvallender en sprekender is Sara K. waar de vloer waarop zijn staat ineens een taak heeft in het geheel en hoorbaar is. Een koor op de achtergrond is aanwezig en afgebeeld op ware grote. Waren het op de andere tafels stemmen, nu zijn het mensen. Datzelfde geldt voor Sara zelf. Instrumenten staan verder weg op de achtergrond zonder een seconde aan kracht, emotie of impact te verliezen. Met McEvoy valt het plaatje nog meer op zijn plaats. Het spankelt als een vers glas champagne. Het danst door de luisterruimte. Elenor zingt niet langer voor een publiek, ze zingt alleen voor jou. Je aankijkend, je aandacht permanent vasthoudend, indringend en zo verrekte natuurlijk dat het bijna griezelig wordt. Wat mij de vraag aan Kees Jan doet stellen: “waarom ga je in hemelsnaam naar huis ’s-avonds als je hiervan kunt genieten. Ik zou hier gaan wonen”.