ARTIKEL

Praktische HiFi

Rudy van Stratum | 02 februari 2001

3. Buizen en de rommelmarkt

Zelf bouwen was er nog niet bij, iets kopen met buizen was niet aan de orde vanwege de hoge prijzen. Ik besloot om rommelmarkten af te struinen op zoek naar nog spelende oude buizenversterkers. De oogst is na vele honderden bezoeken redelijk mager te noemen. Echte grote merken kom je nauwelijks tegen. Als je die ene keer een bekend exemplaar aantreft dan is de prijs er ook naar. Maar een stuk of 10 bruikbare versterkers heb ik in de loop van de jaren wel kunnen vinden. En hier heb ik veel van geleerd. Ik heb een digitale voltmeter gekocht en mijn eerste opdracht was om een niet-werkende buizenversterker aan de praat te krijgen. Hiervoor moet je een beeld hebben van hoe een versterker is opgebouwd. Met de verhalen van L`Audiophile achter de kiezen was dat niet meer zo moeilijk.

Je begint bij de voeding. Er hangt een stekker aan de kast en die volg je in de kast via zekering en aan/uit-schakelaar. Dan moet je weten dat buizen werken met hoogspanning en met gloeidraden. Je kunt makkelijk op de trafo meten welke wisselspanningen op de trafo beschikbaar zijn. Kapotte voedingstrafo`s ben ik nog nooit tegengekomen. Dan beginnen we met de gloeispanning, komt er 6,3 Volt uit de trafo en gloeien alle buizen. Een kapotte buis haal je er zo al snel uit. Dan kijken we naar de hoogspanning. Hier moet je weten dat er twee manieren zijn om de hoogspanning gelijk te richten, met een buis en met silicium-dioden. Komt er na de gelijkrichting een acceptabele spanning op de overige buizen terecht? Die spanning ligt meestal tussen de 300 en de 400 Volt. Als dat niet het geval is, heb je geluk. Een nieuwe gelijkricht buis en de zaak is vaak al opgelost. Het gaat te ver om hier een hele versterker te analyseren. Het gaat om het idee. Door goed naar het binnenwerk van een oude versterker te kijken en met een multi-meter in de hand de hele schakeling op papier te zetten, leer je ontzettend veel. Je krijgt gevoel voor onderdelen en mogelijke gebreken. Donker gekleurde weerstanden, plekken die te heet zijn geworden, dat soort zaken. Je krijgt gevoel voor soorten buizen. ECC wordt vaak gebruikt voor het kleinere werk, EL voor het eindgedeelte, EZ of GZ in de voeding. De voorversterker bestaat uit een phono-gedeelte gevolgd door een lijngedeelte. Via de tape-out kun je checken of de voorversterker in orde is. Bij de eindversterker gaat er vaak een stuurbuis vooraf aan de eindbuizen. De stuurbuis is in mijn ervaring zelden kapot, de eindbuizen des te vaker. Ook komt het nogal eens voor dat er een uitgangstrafo stuk is. In dat geval zal er echter een kanaal wel gewoon werken en is het nuttig om de verschillen tussen de twee kanalen eens nader te bekijken. De meest voorkomende oorzaak bij oude buizenversterkers is in mijn ervaring een kortgesloten hoogspanningselco in de voeding. Veel meer dan de wet van Ohm hoef je eigenlijk niet te beheersen.

Zoals gezegd, ik heb oude buizenversterkers vooral gebruikt om van te leren. Je krijgt een gevoel voor componenten en schema`s. Een oude versterker volledig restaureren om een moderne buizenversterker te krijgen, vind ik zelden een zinnige optie. Er zijn grofweg twee mogelijkheden. Ofwel krijg je hem vrij snel spelend en dan blijft het bij het vervangen van enkele cruciale dingen als buizen en elco`s. Als je dan ook nog wat in- en uitgangen vervangt heb je in de meeste gevallen een redelijk mooie versterker. Een andere mogelijkheid is de versterker volledig uit elkaar te halen en helemaal opnieuw op te bouwen. Dit is een heidens karwei. Je moet dan in ieder geval nieuwe buisvoeten installeren, nieuwe potmeters, nieuwe bekabeling en nieuwe elco`s. De kast moet volledig worden uitgeborsteld. Onderschat hier niet dat bij vervanging van geluidsbepalende onderdelen (condensatoren in de signaalweg) een heel ander geluid kan ontstaan. Ik vind dit geen aantrekkelijke optie. Als je het schema van die oude versterker zo bijzonder vindt, waarom zou je dan niet helemaal opnieuw beginnen met de ruimte die je nodig acht?

4. Kasten leegslopen en experimenteren

De Lafayette LA-214 heeft voor mij een belangrijke rol bij de volgende stap gespeeld. De LA-214 is het kleinere broertje van de beruchte Lafayette/Bocama LA-224. Het is een single-ended versterkertje met een EL84 als eindbuisje. Deze versterker kan prima dienst doen als basis voor een zelfbouw voorversterker. Je sloopt de kast leeg maar laat een aantal dingen zitten: entrees, volume-pot, buisvoeten, trafo met gelijkrichtbuis EZ80/81 en elco`s, bekabeling van gloeidraden. Je kunt nu elke voorversterker met 2 noval-buisjes (ECC-types) per kanaal maken met minimale kosten. Ik ben begonnen met een SRPP-phono voorversterker uit L`Audiophile. Je bouwt gewoon letterlijk van het papier na ook al snap je nog niet precies hoe het schema in elkaar steekt. Na een dag zwoegen en een paar keer op en neer naar de onderdelenwinkel (wat je daarna nog honderden keren zult doen) is daar je eerste triomf: er komt geluid uit! Dat was het doel, het ding moet gewoon werken. Ongetwijfeld hoor je een geweldige brom, maar dat deert niet. Deze basis-schakeling heb ik gebruikt om verschillende soorten buizen en koppelcondensatoren te beluisteren. Je bent verplicht zelf een oordeel te vormen over de geluidskwaliteit, je zult in geen enkel blad een test van jouw apparaat aantreffen. Een nadeel van deze leermethode is de teloorgang van de Lafayette 214 die bij mij jaren dienst had gedaan als een uitstekende koptelefoonversterker voor mijn Micro MX-5 (Heinz Wallich!).

Maar hoe kom je van die brom af? Dit blijkt een van de lastigste problemen in audio en zelfbouw te zijn. Versterkers uit de jaren 50 en 60, toen er nog geen printen werden gebruikt, leggen overal lukraak delen van de schakeling via de kast aan aarde. Kijk maar eens in een van de genoemde Lafayettes. Lukraak? Ja, dat had je gedacht! Misschien hebben ze honderden varianten in de fabriek uitgeprobeerd, maar een Lafayette is ondanks de vele potentiële aardlussen bromvrij. Een beetje zelfbouwer wordt hier wanhopig van. De volgende stap is het gelijkrichten en eventueel stabiliseren van de gloeispanning. Nu begin je al tegen ruimteproblemen aan te lopen. De gelijkgerichte gloeispanning blijkt te laag te zijn voor stabilisatie, dus je gaat klooien met hulptrafo`tjes, je koopt een veel te dure LT1037 omdat je daar weer iets over gelezen hebt en zo verder. Je bent al snel een hoop geld kwijt en de brom blijft in de regel bestaan. Dit is volgens mij de enige manier om heel veel te leren en gevoel te krijgen voor wat nu wel en niet werkt. Je krijgt gevoel voor klank, je leert solderen, je pakt combinaties van bestaande schema`s bij elkaar, je voert versimpelingen door, je wordt gedwongen creatief met de beschikbare ruimte om te gaan.

Vrij snel daarna bouwde ik mijn eerste buizen-eindversterkertjes. Dit was een stap te snel, zou spoedig blijken. Ik had inmiddels al een behoorlijke verzameling onderdelen, gebruikte weerstanden en condensatoren, maar ook bruikbare voedingstrafo`s en een setje Bocama-uitgangstrafo`s. Op houten plankjes heb ik toen de MS-tube (zie A&T eind jaren tachtig) proberen na te bouwen. Ik kan je vertellen dat dit een stuk lastiger is dan het bouwen van een voortrapje. Het zag er allemaal niet uit, en het resultaat was: brommen, fluiten, oscilleren en niet goed klinken. Achteraf bleek dit ook een nodeloos ingewikkeld schema. Het hele spul is (zonder de trafo`s) uiteindelijk op de vuilnisbelt beland. In deze tijd heb ik Guido Tent leren kennen, en we hebben nog heel wat gelachen over mijn houten plankjes. Jammer dat ik geen foto`s van deze periode heb.


EDITORS' CHOICE