Wat is er voor een vinyljunk mooier dan de langverwachte komst van een TechDAS-draaitafel, Graham tone-arm, enkele cartridges, dual phono-versterkers en een toolkit met afregelgereedschappen?
Een enorme berg met dozen. Rechtstreeks afkomstig uit onder andere Japan, met de labels van KLM Cargo nog vers aanwezig. Samen met het vooruitzicht om dat alles eens gedurende de lente en zomer in elkaar te gaan zetten en aan de praat te krijgen. Soort paradijselijk vooruitzicht. Hierbij dus de TechDAS Airforce III, het instappertje uit de reeks.
Wellicht heeft u met stijgende verbazing het fraaie artikel op Hifi.nl gelezen over de mooiste en duurste draaitafels ter wereld. De titel dekt hier volledig de lading. Het gaat inderdaad alleen over ‘mooi’ en ‘duur’, waarbij dat eerste natuurlijk nog ter discussie kan staan. De gekheid van deze tijd is dat er een groep consumenten bestaat die van verveling niet meer weet waar ze hun geld moet laten. Feitelijk een deel van de bezoekers van de Miljonairs Fair en de Tefaf. Ook de audiowereld speelt daar tegenwoordig op in. Het verre oosten is een bodemloze put van ‘happy money’. Commercieel gezien is het marketingeffect daarvan natuurlijk gunstig. De verzameling bonte, exotische en idiote draaitafels die de High End sierden brengt de grammofoonplaat, de draaitafel en analoog sterk onder de aandacht. Op zo’n manier opvallen is vanuit marketingoptiek dus een fenomenale strategie. De boodschap is dat vinyl springlevend is - en booming. De achterliggende bedrijven verkopen vervolgens met een beetje geluk nog twee exemplaren aan lieden die slaaf zijn van hun ego of aan de audiofiel die daar een ton insteekt en over een totale verzameling platen beschikt van vijftien moderne herpersingen.
Maar wie deze vorm van tendentieus volkstoneel vanuit pure geluidsmatige performance beschouwt, kan vraagtekens zetten bij het prestatieniveau van al die luxe draaitafels. Een aantal van die exemplaren zal niet al te beroerd klinken, maar laten we het eens hebben over de relatie tussen innovatie en vraagprijs, over innovatie zelf en over vraagtekens die vanuit technisch perspectief geplaatst kunnen worden bij bepaalde toegepaste materialen en constructies. De laatste grote innovatie in platenspelers was waarschijnlijk de direct drive, maar dat principe is ook al uit de jaren dertig. Hoeveel beter speelt zo’n apparaat van twee ton dan een Pro-Ject, waar vaak dezelfde arm op gemonteerd is? Om maar te zwijgen over de (relatief betaalbare) voortreffelijk presterende top van vintage draaitafels uit de vijftiger tot tachtiger jaren.
Bij welk gemiddeld en enigszins arbitrair prijsniveau ligt momenteel de grens waar de geluidsmatige prestaties maximaal zijn en de onzin begint? Het punt waar zich technisch gesproken de optimale synergie van materialen en innovatieve oplossingen bevindt en zonder kostbare research nauwelijks meer verschoven kan worden? Enkele van die draaitafels stammen uit de jaren vijftig en zestig. De overall-prestatie die zij leveren is moeilijk te overtreffen. Ook enkele goed gekozen vintage draaitafels en moderne draaitafels bevinden zich dicht bij het genoemde epicentrum van de maximale prijs/prestatieverhouding. Maar je moet als consument dan precies weten om welke typen het gaat. Wat gebeurt er uiteindelijk met die super kostbare eyecatchers? Komen die in het MOMA, als visuele exponent en statement van onze verloederde samenleving en als uitwas van onze cultuur? Of als ultiem bewijs voor een ontspoorde consumptiemaatschappij? Roept iemand over vijftig jaar dat deze exorbitante manifestaties representatief waren voor de tijdelijke en allerlaatste opleving van analoog, voordat deze vorm van registratie voorgoed verdween en vervangen werd door geluid, in haar ruimtelijke manifestatie beschreven in mathematische formules, holografisch geprojecteerd middels de manipulatie van luchtmoleculen en opgeslagen in biochips?
Het verzamelen van en luisteren naar vinyl is absoluut een generatieding, maar met een sterk appeal naar de jongeren van deze tijd. Voorbeeld van een ooit aflopende lifecycle die nu weer in volle hevigheid terugkomt. Bezig zijn met vinyl gaat veel verder dan alleen het luisteren naar muziek. Verzamelen van vinyl gaat om investeren, om artistieke schoonheid (het object). Het is ook deel van een méér bewuste manier van leven. Het ritueel straalt een zekere chique en bevlogenheid uit. Heel anders dan ergens ordinair een harde schijf of USB-stick in steken. Wat is er sexy aan een NAS-drive met vijftigduizend tracks? Maar mensen worden wél gemobiliseerd door de aanblik van die draaitafels in München.
De platenspeler dient niet alleen de weergave. Het is een statusobject, een marketinginstrument, een exponent van mechanisch vernuft, technologische prestatie en iets om te verzamelen. Velen verzamelen technologie, zoals optische instrumenten, oudere computers, gitaren en typemachines. Voor een deelverzameling audiofielen is een draaitafel slechts een tool om de kick te krijgen van een gewenst geluidsbeeld. Muziek is voor deze groep niet belangrijk en slechts een middel om te demonstreren wat techniek kan met geluid. Maar de echte muziekliefhebber wordt gegrepen door analoog. Deze groep zet de elpee bewust op om naar te luisteren. Over het verschil in geluid tussen digitaal en analoog zal de discussie nog wel even voortrazen. Bij voorkeur door velen die ronddolen in de duistere uithoeken van het internet en geen fundamentele en onderbouwde standpunten toe kunnen voegen aan het kennisdomein van audio en akoestiek.
Maar hoe goed digitaal tegenwoordig ook is, het blijft fascinerend dat een echt zo optimaal mogelijk geregistreerde weergave van tape of plaat een moeilijk grijpbare meerwaarde heeft. Iets dat ook niet iedereen beleeft bij het luisteren naar vinyl op een doorsnee speler. Een aantal duurdere spelers heeft echt nog meerwaarde. Hoe komt het dat analoog in bepaalde aspecten verder gaat dan digitaal? Jean Hirage deed ooit een uitspraak, zijnde zijdelings geïnspireerd door Oscar Wilde, die in het licht van het analoge fenomeen kan worden geplaatst: ‘High Fidelity and women have a common point: both of them are made to be loved, not understood’. Gezien het feit dat het waarschijnlijk nooit zal lukken om de dames volledig te doorgronden, zou je kunnen berusten in dit vooral emotioneel geladen deel van de stelling. Maar, voor een natuurwetenschapper is de hifi-verwijzing een brug te ver. Daar spelen simpelweg rationele redeneringen, waar de meerwaarde van analoog ook mee verklaard kan worden. Die komen voort uit al bestaande theoretische modellen, waar verklaringen uit ontstaan die (voldoende) licht doen schijnen op vragen waar anderen nog steeds mee worstelen.
TechDAS
Met de komst van de TechDAS Airforce I in 2012, was de eerste reactie uiteraard dat er weer een goeroe of charlatan was opgestaan, die zo nodig weer met een fancy product met dito prijskaartje en een mooi verhaal de chaos en waanzin binnen de audiomarkt kwam versterken. Na de bovenstaande wat zwartgallige beschouwing is de cliffhanger natuurlijk of TechDAS de geschetste grens overschrijdt. In principe is er iets voor te zeggen dat vrijwel elk hifi-product dat de 10k aanschafprijs te boven komt, een discutabele prijs/kwaliteitsverhouding heeft.
Het zal duidelijk zijn dat sommige producten boven deze prijsgrens echt fundamenteel betere prestaties leveren. Maar zulke annonceringen activeren eerst code geel. Er zijn hier de afgelopen decennia net even teveel draaitafels met exorbitante prijskaartjes geweest die door de eerste de beste Pro-Ject tegen de wand worden gespeeld. Maar ook enkele kostbare draaitafels die absoluut een stukje meerwaarde boden. Een naam, het luxe uiterlijk of een prijskaartje maakt in deze luisterruimte geen enkele indruk. Het gaat om de barre geluidsmatige prestatie. Wat heb je aan een audio-component dat niet in staat is om muziek weer te geven zoals het op de master staat? Je elke dag groen en geel ergeren? Zo’n ding gaat gewoon driehoog het raam uit. Maar aan het einde van deze review verwacht u natuurlijk een uitspraak over de TechDAS. Iets waaruit mogelijkerwijs een niet meer te remmen motivatie ontstaat om zo’n draaitafel direct aan te schaffen. In ieder geval werd er na de annoncering in 2012 eens geluisterd naar de Airforce I. Zo’n moment duurt exact tien seconden en bepaalt simpelweg of een product welkom is in de luisterruimte of af geserveerd wordt naar de categorie ‘onbetaalbare (of betaalbare) nonsense’.