Misschien is McIntosh wel een van de meest bekende, begeerde, succesvolle en tot de verbeelding sprekende audiomerken ter wereld. Er is vrijwel geen enkele fabrikant die zo’n constante ontwikkeling van producten heeft laten zien met zo’n herkenbare huisstijl. McIntosh staat voor topkwaliteit en heeft zich nooit laten verleiden tot het bouwen van budgetseries en mid-fi. Tachtig procent van alle McIntosh-apparatuur staat bij liefhebbers en verzamelaars in het verre oosten. De meeste producten, die vanaf 1942 werden gebouwd, zullen nog bestaan en doen vaak nog dagelijks dienst. In de luisterruimte staan de MA-8000 en de laatste versie van de bekende MC-275 MK6.
McIntosh kent haar roots, zoals veel startende hifi-fabrikanten tijdens het begin van de ‘golden years of hifi’, in de professionele markt. Iedereen die met hifi bezig was had een achtergrond in de elektronica en was vaak gekoppeld met de toepassingen daarvan tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Frank H. McIntosh werkte voor Bell, maar had ook een opleiding in de muziek. Hij ontwierp later, vanuit een eigen consultancy firma, radiostations en professionele sound systems. In die tijd voldeden veel buizenversterkers niet aan de specificaties van professionele klanten, zoals CBS en Harry Truman’s radio advisor. McIntosh huurde Gordon Gow in en kwam met de beroemde 15W1-versterker (1949). De al even beroemde unity coupling transformer werd ontwikkeld en plotseling was daar een versterker die 60 Watt kon leveren met een vervorming lager dan 1% en een bandbreedte tot 20kHz. Ongekend in die dagen. De 50W1 werd opgevolgd door enkele andere in het grijs uitgevoerde modellen en in 1953 kwam de A116, de directe voorloper van de MC-30 (1954). Deze 30 is in de basis een soort ‘consumer-versie’, waarbij we voor het eerst het wat huiskamervriendelijke zwart/chroom van McIntosh zien met het bekende logo. Waarbij aangetekend dient te worden dat de hifi-markt in die jaren startende was en nog veelal het domein van technisch onderlegde consumenten. De marketing uit die jaren profileerde zich dan ook met het noemen van echte harde cijfers en is niet vergelijkbaar met de op alpha’s gerichte sprookjes uit de veel latere jaren. Na de MC-30 volgden de andere beroemde tube-eindversterkers, zoals de MC-225, MC-60 en in 1961 de MC-275. Deze laatste, haast iconische, tube amp is onder het grote publiek de meest bekende, terwijl veel deskundigen ook de MC-60, de MC-30 en de MC-225 hoog waarderen. Verschillen tussen de MC-275 en de MC-60 en de MC-30 betreffen dan tube-gelijkrichting in plaats van de solid-state gelijkrichting in de 275.
Tegelijk met de eindversterkers werden er voorversterkers ontwikkeld. Het meest bekend is waarschijnlijk de C-8 Audio Compensator uit 1955. Die beschikt over veel verschillende curven om platen van vóór het RIAA-tijdperk af te kunnen spelen. De eerste solid state voorversterker is de C24 (1964) waarbij de helft van het frontpanel van glas is. De C26 uit 1968 heeft een volledig glass panel en zet daarmee, samen met de fraaie groene verlichting, de huisstijl van McIntosh tot op de dag van vandaag. Ook de C20 (tube) had al een volledig glass panel. De tube-modellen van McIntosh zijn extreem gewild en zijn in prestaties vaak superieur aan veel hedendaagse ontwerpen.
Extreem trouwe klanten
Op de Europese tweedehands markt, met name in ons land, zijn weinig vintage McIntosh-apparaten te vinden. Ze werden dan ook pas laat in Nederland geïmporteerd. Rond 1973 was Selectronic de importeur (Ouderkerk a/d Amstel), in 1974 was dat AVC (Schiphol Oost) en rond 1980 De Vries Audio Import. Zo’n snelle wisseling van importeurs binnen hetzelfde decennium is geen ideale voorwaarde voor hoge en stabiele verkoopcijfers. Mogelijkerwijs waren McIntosh producten ook kostbaar in vergelijking met de concurrentie en dus alleen voorbehouden aan de happy few. Documentatie uit het begin van de jaren tachtig leert dat de McIntosh versterkers in Nederland minimaal twee tot drie keer duurder waren als topmodellen van Marantz, Luxman, Sansui, Accuphase, Phase Linear en vergelijkbare modellen van Audio Research.
Maar, het succes van McIntosh zit niet alleen in de compromisloze bouwkwaliteit en de sublieme geluidsmatige prestaties. De McIntosh-bunch bestaat wereldwijd uit extreem trouwe klanten, die hun versterker of tuner gedurende tientallen jaren gebruiken, waar andere merken al vele malen met updates, verbeterde versies en hele nieuwe producten zijn gekomen en de gemiddelde audiofiel elke twee jaar weer hele andere apparaten in huis haalt. De benadering van McIntosh is dan ook uniek in de geschiedenis van de audio. De zogenaamde ‘Clinics’ worden nog steeds beschouwd als het meest succesvolle sales promotion concept uit de geschiedenis. Eigenaren van McIntosh-
apparatuur werden uitgenodigd bij de dealer voor een gratis test, checkup en performance test. Eventueel werden onderdelen gratis vervangen. In die jaren had McIntosh contact met zowat 500.000 individuele eigenaren. Het toonde ook de technische superioriteit aan van de producten. De eigenaar kon direct zien dat het apparaat (nog steeds) voldeed aan de specs. McIntosh is door die heel specifieke aanpak onderdeel geworden van ‘The American Dream’. Studenten (de baby boomers van toen) droomden over het bezit van een (onbetaalbare) McIntosh en realiseerden die droom pas als ze afgestudeerd waren en voorzien van een goede baan.
Een standaard
Tussen 1950 en 1970 voerde McIntosh een heel terughoudend beleid naar de pers. Zij vonden simpelweg dat reviewers niet de beschikking hadden over goede meetapparatuur om McIntosh-producten te kunnen beoordelen. Uit die tijd zijn dan ook weinig reviews bekend. Het past ook in een tijd, waarin producten grotendeels werden beoordeeld op basis van technische specificaties. Pas veel later werd een heel nieuwe reviewer geboren. De recensent met de ‘gouden’ oortjes en vaak minder zicht op techniek. De beoordelingen gingen dan ook de kant uit van luisterimpressies. Muzikale content werd aangesleept als bewijs voor de geluidsmatige prestaties van apparatuur. Het zwijgen van de fagot in de vierentwintigste maat van het Concerto in F-dur toont de peilloze diepte aan waarop de ruisvloer van de betreffende versterker zich bevindt. Een enigszins discutabele ontwikkeling. Cijfers spreken de waarheid, maar luisterresultaten zijn, zeker bij doorgaans onervaren consumenten, veel subjectiever.
McIntosh ontwikkelde zich in ieder geval tot een standaard en die reputatie verspreidde zich wereldwijd. In Italië was het succes megagroot. Niet in de laatste plaats vanwege de productuitstraling, die in dit land van design en verfijnde smaak natuurlijk uiterst goed viel. Die reputatie van ‘high-end’ merk is ook niet zo verwonderlijk. Tussen 1950 en 1970 waren er vele merken, die hier en daar natuurlijk ook topmateriaal bouwden, maar slechts weinig brands hadden de consistente fysieke kwaliteitsuitstraling en de bouwkwaliteit van McIntosh. Het klassieke Marantz kwam in de buurt. Pas in de tachtiger jaren ontstonden de merken die de naam en de reputatie van ‘high-end audio’ gingen dragen. Denk aan Krell, Audio Research, Infinity, Goldmund enz. In het licht van de tachtiger jaren betekende dat onder meer een nieuw en lichtelijk ‘shocking’ prijsniveau. Feitelijk het begin van een ontwikkeling, waarbij de prijzen voor high-end tot zodanige niveaus zijn gestegen, dat de zakelijke rechtvaardiging daarvan volledig onderuit is gegaan. Vandaag de dag heeft de term ‘high-end’ vooral te maken met de investering. Maar een high-end investering leidt niet automatisch tot een high-end geluid. De realiteit is enigszins weerbarstiger. Hoewel een McIntosh-product vandaag de dag een serieuze pin-transactie vergt zijn de meeste producten nog steeds te koop voor onder de 10k.
Groots en gedetailleerd
McIntosh heeft ook geprofiteerd van een brede erkenning onder bekende persoonlijkheden en binnen de filmwereld. Woodstock en andere popfestivals draaiden met McIntosh. Pet Sounds (Brian Wilson) werd gemastered met een MC-40. Paul McCartney bezat apparatuur van het merk, evenals Les Paul, Bob Ludwig en vele anderen. McIntosh gear is te zien in films zoals ‘The Departed’, ‘What Lies Beneath’ en ‘The Stepford Wives’. Er zijn in de wereld verzamelaars die elk nieuw product van het bedrijf gewoon kopen en velen die nog dagelijks luisteren naar de klassieke items uit de vijftiger en zestiger jaren. McIntosh kan nog steeds eventueel gebroken glass panels van alle apparatuur naleveren.
De apparatuur van McIntosh in het algemeen kenmerkt zich door een groots en gedetailleerd geluid, terwijl voor de vintage tube-apparatuur geldt dat het geluid grijpbaar en realistisch is. Een verschil met veel moderne apparatuur, die toch vaak een politiek correct hifi-achtig geluid neerzet. De geluidskwaliteit van de vintage-apparatuur heeft vaak te maken met de kwaliteit van de toegepaste onderdelen. Er werden componenten ingezet met zeer nauwe toleranties. Ook de kwaliteit van de trafo’s speelt een rol. Voor de meeste klassieke tube-apparatuur is dat een erg bepalende factor. Wie nog een McIntosh heeft met originele buizen, zoals de RCA 6L6 metals op de MC-30, weet dat originele buizen soms beter klinken dan wat nu wordt gemaakt. Ook de schakelaars en chassisdelen waren first class, hoewel die soms na vijftig jaar ook enige zorg behoeven. Klassieke versterkers werden hardwired opgebouwd en niet op printen.
Ook een breadboard is niet te vergelijken met een moderne print. De eerste solid state Marantz pre amp, werd ook op een aantal breadboards gebouwd. Nu bouwt alleen Jadis nog hardwired en wellicht een enkel merk dat even aan de aandacht is ontsnapt. Er is een hele technische onderbouwing waarom de verschillen tussen bouwen op een print en point-to-point constructie minder verschil uitmaakt dan wat algemeen wordt gedacht. Hoe de techniek wordt uitgevoerd maakt een groter verschil dan de techniek an sich.