Vorig jaar spraken we tijdens de Tour met Mart Smeets, over klassieke muziek, The Stones, coltruien en pianolessen. De aankomst in Parijs en dus de finish van de 99ste Ronde van Frankrijk vandaag is een goede aanleiding dat nog eens naar boven te halen.
‘Op sport en muziek kan een mens leven’ is het motto van oud-profbasketballer, schrijver en sportjournalist Mart Smeets (1947). Sinds bijna twintig jaar maakt hij met Leo Blokhuis het VARA-radioprogramma For the Record, met ‘muziek die je nergens anders op de radio hoort’: alternatieve pop, rock, folk, americana en blues. Onlangs presenteerde Smeets De Lance factor, een spraakmakend boek over zevenvoudig Tourwinnaar Lance Armstrong. Kort voordat hij voor de Tour met zijn vrouw Karen naar Frankrijk afzakte, spraken we mister Tour de France over zijn muziekbeleving.
Smeets werd geboren in Arnhem, en groeide op in Amsterdam. Tegenwoordig woont hij in Haarlem. Het gesprek gaat over americana, klassiek, blowen bij The Eagles, kleffe muziek, de voorkeur van wielrenners, en zijn diepste wens: ooit een keer met Golden Earring op het podium staan. “Muziek haalt beelden van vroeger terug, dat is de kracht.”
“Klassieke muziek en de Beatles en de Stones. Daar begon het voor mij allemaal mee begin jaren zestig. De Beatles en Stones hoorde je ’s avonds op Radio Luxemburg. De helft van de klas was voor de Beatles, de helft voor de Stones. Ik was voor de Stones. Dus dan kon je met je bruine suède schoenen en stoere sjaal kunstzinnige meisjes het hof maken. Mijn vader draaide klassiek, 78-toeren die je om de paar minuten om moest draaien. Ik ken het eerste pianoconcert van Rachmaninov uit mijn hoofd, net als de Negende van Beethoven.”
Stones
“Come on van The Stones was het eerste EP’tje dat ik kocht bij Fred, een aimabele homofiele platenhandelaar in de Maasstraat. Ik denk dat het 4,95 kostte. Dat was niet niks. We leiden thuis een normaal leven, voor zo’n plaatje moest je sparen, net als voor mijn basketbalschoenen en suède schoenen. Later werd een zaak op de Ceintuurbaan, waar ze ook elektronica verkochte, mijn huisdealer. En weer later Concerto, waar ik nog steeds graag kom.”
Jazz & coltruien
“Begin jaren zestig ging ik naar mijn eerste concert: Art Blakey en The Jazz Messengers in de Apollohal in Amsterdam, waar ik zelf basketbalde. Moanin’ vond ik een fantastische plaat. Die speel ik nog zeker tien keer per jaar, en dan komt die hele film weer voorbij, en zak ik terug in Amsterdamse herinneringen. Daarna zag ik Miles Davis en Coltrane. Die zwarte Amerikanen, die maakten indruk. Véél indruk. Ik las alles wat over ze geschreven werd.”
Klassiek
“Bij ons op school was het helemaal hip om aan de jazzkant te zitten. Daar kon je meisjes mee versieren. Dan trokken ze hun stoere zwarte koltrui aan, gingen mee naar een concert en met een beetje geluk kon je zoenen. Naast jazz en pop bleef ik bezig met klassiek. Ik moest met mijn ouders mee naar Beethovenrecitals, of ging met mijn moeder naar Schubertmiddagen. Vond ik ook geweldig.”
Ivo and The Furies
“The Stones, De Kinks, ik zag ze allemaal. En ZZ & The Maskers en The Golden Earrings. Wat was dat mooi in die tijd! Ik heb op de middelbare school de beatgroep Ivo & The Furies nog gezien. Wie kan dat zeggen? Inderdaad, dé Ivo Niehe. Na het concert hoopte je dan dat meisje uit 4B mee te kunnen nemen naar het fietsenhok.”
Verzamelwoede
“Helden heb ik nooit gehad, dat vind ik zo’n onzin. Ik vond de Beatles en Stones wél hoogst interessant. Via de Stones kwam ik weer terecht bij de zwarte Amerikanen, via de Beatles bij de Britpop: de Kinks, Animals, Tremeloes, Searchers; Engelse groepen waar ik nu zo’n twintig meter cd’s van heb staan. De meeste heb ik van The Animals en Eric Burdon, zo’n vijftig tot zestig cd’s. Vrij bizar als je het mij vraagt, ik moet dus wel geschift zijn. Maar het is iets merkwaardigs dat in mijn systeem zit: als ik iets leuk vind, wil ik ook echt alles hebben. Verzamelwoede heet dat. Ik heb dat ook met de muziek van de Kinks, Eric Clapton en Sibelius.”
Sibelius
“De muziek van de Finse componist Sibelius vind ik de prettigste klassieke muziek. Schreef zeven symfonieën en allerlei klein werk. Hij is bijna 100 geworden, al kreeg hij na zijn 39e - toen de Russen Finland bezetten - nauwelijks nog iets uit zijn vingers. De rust in zijn muziek, die vind ik woest interessant. Ik heb zijn geboortehuis nog bezocht, heel bijzonder.”
Pianoles
“Ik heb zelf nog pianoles genomen, noten geleerd. Maar hoewel ik veel muziek perfect in mijn hoofd heb zitten, lukt het spelen me maar niet. Dat vind ik enorm hinderlijk, zeg maar gerust verschrikkelijk. Helaas ben ik geen wonderkind, dat gaat zitten en speelt. Mijn hand-oor-oog coordinatie is niet voldoende. Er is een liedje dat ik ontzettend graag zou willen spelen: For Miss Caulkner van Eric Burdon, een van de mooiste liedjes die ik ken. Dat deel ik met Freek de Jonge. Het lied zit compleet in mijn hoofd, maar ik krijg het er maar niet goed uit.”