Geen enkele recensent mag vooringenomen zijn, niet als het gaat om het beoordelen van restaurants, niet als het gaat om auto’s, niet als het gaat om audio-apparatuur. Open en eerlijk de materie tegemoet treden behoort het credo te zijn. Toch ontkomt geen enkele beoordelaar aan enige vooringenomenheid, persoonlijke voorkeur, verwachting of zelfs eigen smaak. De komst van de Sutherland phonoversterker in mijn set is typisch weer een geval, waarin je alert moet zijn om volledig open te staan voor “anders”. Want na enige jaren vrijwel uitsluitend te hebben gespeeld met phonoversterkers met buizen (E.A.R., Xindak, H.A.T.) is de cultuurschok naar een Sutherland met IC’s groot. Kastje open en geen ECCxx? "Kan dat wel iets zijn?" vraag je je ineens af. Kennelijk wel, als je Ron Sutherland zijn gang laat gaan.
Als de diamant van de Phase Tech in de groef daalt en de eerst klanken uit de luidsprekers komen, schrik ik. Kaal, droog, clean. Zie je wel, met een IC bouw je geen phonoversterker. Dat duurt nog niet eens een half nummer van kant één.
Er ontstaat een “klik” in mijn hoofd. Ik begin de Sutherland te waarderen. Dat "kale" komt door de doodstille achtergrond. Dat "droge" heeft te maken met de diepe, gortdroge bas. Dat "schone" met de afwezigheid van versluiering en vervorming. Al tijdens nummer twee van kant één groeit de waardering. Het is een lp van Jacintha die staat te spelen. Heel fijn worden details afgetekend in een stereobeeld, dat ruimte laat om die fijnheid te plaatsen op diverse plekken in de luisterkamer. Zonder zich iets aan te trekken van de fysieke plaats van de luidsprekers. Met daartussen een stem die zó gevoelig wordt weergegeven, dat het me haast de adem gaat benemen.
Ik begin te twijfelen of het wel de Sutherland is, die deze harmonie creeert. Want het is nog maar heel kort geleden dat ik in mijn PrimaLuna ProLogue Two de KT-88 buizen heb vervangen door EL-34 types. Die laatste zijn minder krachtig, minder drukkend in het laag, minder overweldigend. Daarentegen fijner van klank, opener, ze geven een betere ruimtelijke weergave en leggen meer de nadruk op het middengebied. Een kort uitstapje is snel gemaakt. EL-34 eruit, KT-88 terug, opwarmen en Jacintha kant één nummer één en twee. Goed, we zijn terug bij af met de KT-88, maar wat overeind blijft is de schoonheid van de Sutherland. Met andere accenten, verschillende nuances, een andere benadering. Het is wel degelijk de phonoversterker die mij zo in de greep heeft.
Terug naar EL-34. Natalie Cole op de mat, die uptempo nummers met grote begeleiding afwisselt met intieme liedjes tegen een eenvoudige bezetting van de band. Haar stem heeft iets magisch meegekregen. De band, voluit of juist subtiel, laat zich tot in detail neerzetten. Steeds keert dat woord terug in mijn gedachten: “schoon, heel erg schoon”. Zelf zou ik schrikken als ik lees “schoon”, je kunt apparatuur kopen die zó klinisch klinkt, dat de muziekweergave grenst aan smetvrees. Ontdaan van alle flora en fauna, supercorrect en daarmee super ver afstaand van live muziek. In die zin mag u de Sutherland niet catalogiseren als “schoon”. Het heeft veel meer te maken met een absoluut ontbreken van ruis, brom, gemoduleerde rommel uit het lichtnet of versmering. Instrumenten behouden hun klank. De klank is juist meer te waarderen, terwijl stemmen magie krijgen. Met Jacintha, Cole en Krall in de voorhoede. Na een paar avonden muziek luisteren realiseer ik mij, dat ik de Sutherland Ph3D tekort doe door hem alleen in te zetten in de kleine set. Hij moet maar afscheid nemen van een Phase Tech element en gaan wennen aan een Transfiguration. Ik ben benieuwd of de Ph3D het net zo gemakkelijk kan opnemen tegen een H.A.T. phono als tegen de gemodificeerde Xindak.