“Als ik ergens ben vraag ik ook regelmatig of de muziek uit kan. In een restaurant bijvoorbeeld, als ze weer eens van die muzak draaien. ‘Houdt u niet van muziek meneer?’, vragen ze dan wel eens. U moest eens weten, zeg ik dan.” Muziek kan ook terreur zijn, zegt Goosen. Er is niets zo hinderlijk als om met iemands wansmaak lastig gevallen te worden op een antwoordapparaat of De Vier Jaargetijden van Vivaldi te horen in een lift. Laatst was ik in de Bijenkorf, draaide ze iets vervelends dance-achtigs. Ik vroeg aan de cassière: ‘wat vindt u hier nou van?’ ‘Heel irritant’, zei ze. Dat stelde me wel een beetje gerust. Het zijn ook voor een groot deel mp3’s die ze tegenwoordig draaien. Daar mag je helemaal geen kwaliteit van verwachten. Rampzalig. Als er ergens op de achtergrond een mp3 wordt gedraaid hoor je dat meteen. Het is een compressiesysteem, fataal voor het geluid.” Goosen ergert zich ook mateloos aan live-muziek die nodeloos versterkt wordt. “Ik heb bij een concert van The Rosenberg Trio wel eens aan de muzikanten gevraagd of ze in plaats van versterkt, akoestisch wilden spelen. Kregen ze een fles whisky als dank. Dat was het meer dan waard.”
Hoewel de kwaliteit van de opnames voor Goosen vaak van levensbelang is, kan hij soms ook van mindere opnames, bijvoorbeeld uit een transistorradiootje op het strand, ‘verdomd ontroerd’ raken; kwestie van ‘de juiste muziek op het juiste moment’. “Ik heb thuis naast zeer gerenommeerde opnames van de Mattheus Passion (Stuttgarter Kammerorchester, 1964) ook opnames waar je technisch gezien eigenlijk echt niet mee voor het voetlicht kan komen.” Bijvoorbeeld opnames van Svjatoslav Richter die gemaakt lijken te zijn ‘in de jaren zeventig in het Oostblok met een microfoontje tegen een transistorradiootje’. Of Portugese opnames van Maria Callas; uitvoering: magistraal, technisch: abominabel slecht. “Die opnames raken me toch elke keer weer, dan wint de kracht van muziek het van de techniek.”
De Muziek van… Martin Goosen mijn set: |