Aan apparaten heb je niets als je ze niet aansluit. Voor de stroomvoorziening leun ik zwaar op Kemp Elektroniks filters en trafo’s, behalve voor de eindversterker die rechtstreeks op de stroom gaat. Kabels komen zoveel mogelijk van Crystal Cable, zowel voor de netvoeding, als de interlinks en de luidsprekerkabels. Bronnen vormen de Onkyo CD-speler, een RipButler mediacenter met Logitech Squeezebox, een Transrotor platenspeler met SME arm en Transfiguration element, gekoppeld aan een H.A.T. phonoversterker. Tenslotte speel ik af en toe met een Wadia iPod dock, een Magnum Dynalab tuner, mijn TV-decoder en Blu-Ray speler. De luidsprekers zijn de laatste ontwikkeling van PMC, type fact.8. Het geheel staat op een Quadraspire rek voor rust en stabiliteit. Als u elk detail wilt weten, kijkt u dan onderaan de recensie want het is onderhand tijd om muziek te spelen, vindt u ook niet?
Laat de muziek eens rustig beginnen met Take Five van het Dave Brubeck Quartet. Spelend in de CD-speler van Onkyo, die via de analoge uitgang is aangesloten op de voorversterker. Simpelweg omdat dat de mooiste resultaten geeft. De meters van de eindversterker slaan enthousiast uit, hoewel het afgegeven vermogen volgens de aanwijzing zelden boven de 1 Watt uitkomt. Tot je goed naar de pieken kijkt of meer gas geeft, dan slaan ze gemakkelijk door naar 50 Watt. De muziek, daar gaat het om, welnu die heeft de gehele luisterperiode eenzelfde indruk gegeven. In absolute zin is er niets op af te dingen. Het laag is strak genoeg voor de PMC luidsprekers en aan dynamiek schort het evenmin. Op de Take Five opname is slagwerk overduidelijk aanwezig, is de blazer los van de rest van het kwartet. Kortom een set die in overeenstemming met de prijsklasse presteert, maar wel met twee aantekeningen. Ten eerste is het stereobeeld erg plat, waardoor het vaak aan de luidsprekers lijkt te plakken en niet echt los wil komen. Diepte is moeilijk te verwezenlijken. Met als gevolg dat het in drukke muziekpassages lastig kan zijn om individuele instrumenten te blijven volgen. De tweede opmerking heeft meer met de klank van de Onkyo-set te maken. Ik mis het vloeiende element.
De versterker met de CD-speler speelt eerder mechanisch dan organisch. Het uitsterven van tonen gaat nogal snel, van enige warmte is nauwelijks sprake. Daarmee bedoel ik niet warmte in de zin van meer lage tonen. Die zijn er genoeg en drukken zelfs ver door. Het is een vorm van menselijke warmte die ik niet kan vinden. Zouden de surroundreceivers teveel invloed hebben op de ontwerpers? Daar spelen dit soort problemen vaak helemaal niet en wordt juist meer aandacht gegeven aan dynamiek, aan laag dat overspoelt en aan een heldere dialoogweergave. Stemmen zijn op de CD-speler met de voor/eindversterker prima te volgen. Ongeacht of ik Holly Cole, Janis Ian of Loreena McKennitt draai. Het mechanische aspect is uit te vergroten door de CD-speler als loopwerk aan de versterker te koppelen en met de interne DAC van de P-3000R te werken. Let wel, het gaat steeds om nuances, waarbij smaak een rol speelt. Goed hoorbaar is, dat de dubbele DAC in de CD-speler met zijn eigen dedicated circuits op een hoger niveau speelt dan de 32 bit DAC’s in de versterker. Dat gegeven zet ook geripte muziek van een streamer een stukje terug in kwaliteit. Waar mijn RipBulter normaliter gelijk of superieur is aan CD-weergave, moet ik dit keer de meerdere erkennen in de C-7000R. Een digitale ingang op de CD-speler is daarmee een onvervulde wens. Wie al een CD-speler van hoge kwaliteit heeft, kan die het beste analoog aansluiten. En wie een berg muziek op een centrale manier heeft opgeslagen, kan voor het beste resultaat een externe hoogwaardige DAC gebruiken. De digitale ingangen blijven op die manier beschikbaar voor een DAB tuner, tv decoder, iPod dock en verdere digitale bronnen, waarmee ik allemaal uitstekende resultaten bereikte.
Intussen ben ik de nodige muziek verder, al hebt u dat niet gelezen. Mannenstemmen, instrumentaal, pop en jazz. Tijd om de versterker te gebruiken met een analoge bron in de vorm van mijn platenspeler. Bij gebrek aan een high output MC-element of een MM-element en omdat de kabel van de toonarm is voorzien van XLR-stekkers, word ik min of meer gedwongen om mijn H.A.T. phono versterker achter het element zetten. Via een lijningang speel ik een mooi stuk klassiek van W.A. Mozart. Levendig is het gespeelde zeker, goed voorzien van details. Strak, eigenlijk te strak, hetzelfde bezwaar als met de CD-speler openbaart zich. Meer mechanisch dan organisch. Terwijl ik zeker weet dat het noch aan de luidsprekers noch aan de bron ligt. Opnieuw moet ik denken aan de filmliefhebber die met graagte een dergelijke potente en schone versterker zal wensen voor zijn soundtracks, terwijl de muziekliefhebber wat meer harmonie ambieert. Of ik ben een oude man aan het worden en mijn smaak is niet mee-geëvolueerd met de hedendaagse standaard van schoon, snel en vooral veel details. Ik kan daarom niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is dat u apparatuur zelf beluistert en kiest naar eigen voorkeuren. Een recensie is slechts een leidraad. Nooit een absolute waarheid.
Chet Baker weer eens op de platenspeler gelegd. Aan de wilde sprongen van de meters te zien een behoorlijk dynamische opname. Bas is ingetogen en neemt niet de overhand. Slagwerk zoals gewoonlijk zacht. De twee blazers in een duet waar een fluitist zich mee gaat bemoeien. Alles is aanwezig voor een lange tijd luisteren. Waarbij toch een afstandelijk element blijft bestaan. Waar anders de blazers echt los komen en zich in de ruimte plaatsen, blijven die nu op één lijn staan, ter hoogte van of achter de luidsprekers. Ik zou het haast aan de Burr Brown PCM17xx chips in de D/A-converters wijten, ware het niet dat we te maken hebben met een puur analoge weergave. Het eerder met de CD-speler en streamer beluisterde karakter is dus wel degelijk terug te vinden in het analoge versterkerdeel zelf en niet of in mindere mate afkomstig van de Onkyo bron, het digitale circuit of het gebruikte muziekmateriaal.