REVIEWA Capella

Luisteren

Philip van Deijk | 10 juni 2004 | A Capella

De muziekkeuze varieerde van zogenaamd “audiofiele “ opnamen tot eenvoudig opgenomen LP’s en CD’s. Ik probeer echter altijd wel een groot aantal CD’s en LP’s als vaste referentie te gebruiken. Die worden echter niet altijd bij naam en toenaam genoemd in de luisterervaring.

Rogue AudioDe versterkers hebben de tijd gehad om tot rust te komen door ze van een zacht signaal te voorzien waarnaar niet echt werd geluisterd. Zij hadden namelijk een behoorlijke afstand in een rijdende auto afgelegd. Dat de versterkers nog niet tot topniveau waren gekomen was zeker te horen nadat zij koud aan werden gesloten. Wel was in dit stadium al te horen dat de combinatie potentie in zich heeft om uit te groeien tot een bijzondere combinatie. Ik zal met u deze ervaring niet delen, het gaat er uiteindelijk om hoe de combinatie onder optimale condities klinkt. Zo stonden de Rogue Audio’s geduldig te wachten tot de eerste CD in de Teac schoof en de eerste klanken van Dead Can Dance de luisterruimte vulden. Daarbij viel op dat de set makkelijk klinkt. De weergave van de karakteristieke stem van Lisa Gerard stond duidelijk omlijnd in het midden. Het geluid dat de rollende balletjes in de maracas voortbrengen wordt schuin voor de linker luidspreker neergezet. Even later komt de diepe trom invallen die ver achterin staat. Er is ruimte, er is lucht en het wordt met gemak weergegeven, de galm van de stem sterft langzaam uit. Ik speel op dit moment met de eindversterker in de ultralineare schakeling. De diepe trom en de percussie van Dead Can Dance leiden mij naar een CD van Ry Cooder met Ali Farka Toure, “Talking Timbuktu”. Hier hoor je op nummer negen, “Al Du”, het invallen van een kickdrum, niet zo droog als ik gewend ben maar zeker diep en vol van klank. De onderlinge samenhang tussen de instrumenten is in een juiste balans. De ietwat “holle” klank van de opname studio is zelfs aanwezig. De soms doordringende stemmen van de Afrikaanse muzikanten kennen nergens een scherp randje en klinken eerder warm en vol dan koel en kil. Ook hier staan weer, net als op de CD van Dead Can Dance, de percussie-instrumenten duidelijk omlijnd op een vaste plaats. Zij gaan niet zweven en worden ook niet vaag, zelfs niet bij luid draaien.

Patricia Barber mag aantreden. Ook deze CD kenmerkt zich door een warm en rijk geluidsbeeld, het typische buizengeluid. Echter met deze combinatie klinkt het laag niet wollig en wordt het hoog niet afgetopt, zoals bij sommige andere buizenontwerpen. Nee, het laag is dik voor elkaar met de Stereo 90 eindbak. De CD’s van Barber kenmerken zich over het algemeen door een basrijke sound die bij mindere eindversterkers volledig over de kop gaat. Deze combinatie weet goed om te gaan met de laagweergave. Alleen in de allerlaagste regionen blijft de detaillering wat achter, maar het middengebied met in het bijzonder de stem maakt een hoop goed. De onlangs uitgebrachte LP van Sarah K. is een juweeltje om te draaien. Zeker het eerste nummer waar straatmuzikanten door Sarah zijn uitgenodigd een deuntje mee te spelen is zeer realistisch. Het verkeer en de stemmen doen denken aan een drukke dag op de Dam in Amsterdam. De opname is transparant, dynamisch en legt nadruk op de stem. Iedere wisseling in toon is waarneembaar. Ook de plaatsing van de instrumenten is perfect, een stabiel en rustig beeld. We gaan nog even door met vinyl. De beurt is aan Oscar Peterson. Hij krijgt met zijn trio bezoek van de tenorsaxofonist Ben Webster. Een prachtig samenspel volgt tussen twee grootheden. Vooral de sax loopt prachtig door in het lage middengebied. De klank is vol en warm, de lucht voelbaar uit de mond van de sax. Het inademen van de lucht, het tikken van de kleppen, alles is aanwezig. Daaromheen het subtiele pianospel van Oscar himself. De instrumenten staan duidelijk los van elkaar geplaatst. De sax in het midden vooraan, de drum rechts achterin, de piano net links achter de sax en daar schuin achter de bas. Er is voldoende ruimte tussen de instrumenten. Ik heb combinaties gehoord waar de tussenliggende afstand veel minder groot werd en het beeld soms werd vertroebeld.

Rogue AudioZo warm en vol als de sax van Ben Webster klinkt, zo helder en fel klinkt de trompet van Louis Armstrong op de LP “Louis Armstrong meets Oscar Peterson”. Hier geen vast trio maar op drum Louis Bellson, gitaar Herb Ellis en Ray Brown uiteraard met de bas. De stem van Louis is het best te omschrijven als warm, rond en sfeervol. Precies zoals de Rogue Audio combinatie het neerzet. Ondanks dat het geheel warm en rond klinkt is er nog voldoende ruimte over voor het weergeven van detail. Hoewel in het laag de definitie er wel is, blijft het in het allerlaatste laag soms wat vaag. De zachte gorgelende geluiden die uit de keel van Louis komen zijn er. Hoewel in een iets mindere mate dan bijvoorbeeld de Marsh voor- en eindcombinatie biedt. Wat Marsh minder biedt is het warme, ronde en sfeervolle aspect dat de Rogue combinatie voortbrengt. Daarna volgt een experiment met de krachtige A400s eindversterker van Marsh en de Ninety-Nine voorversterker van Rogue Audio. De voorversterker heeft geen gebalanceerde in- of uitgang en werd daarom ongebalanceerd op de Marsh aangesloten. Wat bleef was de warme sound, nu gekoppeld aan een strakker en dieper doorlopend laag. De bas werd slanker en kreeg in het diepste laag meer detail. De zachte keelklanken van Louis werden met volle overtuiging weergegeven. De pianoaanslagen feller en puntiger, daardoor kwam het hele geluidsbeeld in een realistischer plaatje te staan.

Na een aantal CD’s en LP’s ben ik toch terug gekeerd naar de Stereo 90 eindversterker omdat die toch ook een aantal prettige eigenschappen heeft. Er wordt een groot en breed stereobeeld neergezet en de Avalons laten zeker met deze Rogue buizenversterkers hun uitmuntende 3D-eigenschappen horen. Draai een live LP en je zit midden in het publiek, draai Pink Floyd en het geluid komt al zwellend, denderend en rollend de kamer in om je volledig op te slokken. De speelsheid en soepelheid die door de Stereo 90 neergezet worden zijn met een transistor eindversterker nauwelijks te halen. Hetzelfde geldt voor de vloeiendheid waarmee blaasinstrumenten weer worden gegeven, het gaat allemaal even prettig. Hier speelt de “plezierige vervorming” die een buizenversterker heeft zeker een rol van betekenis. Terug tot de orde van de dag, de triodenstand van de Stereo 90 had ik nog niet gebruikt. De schakeling geeft een subtieler beeld met meer gevoel in de muziek, echter het beeld loopt wat dicht bij groot werk als je eens op een vrij hoog volume speelt. Een Big Band op oorlogssterkte kon in mijn luisterruimte met mijn luidsprekers niet gedraaid worden. Klein werk zoals een jazz trio of kwartet kan zeker heel goed. De puntjes worden dan op de “i” gezet, maar ook hier geldt dat het geluidsbeeld in het allerdiepste laag een beetje versluierd blijft. Ik had zo snel geen paar kleinere luidsprekers voor de hand, maar ik weet zeker dat met een makkelijk aan te sturen monitor in een niet te grote luisterruimte in de triodenstand bijzonder fraaie resultaten behaald kunnen worden.


EDITORS' CHOICE