REVIEWT+A

HV Series

Ruud Jonker | 18 november 2015 | T+A

T+A introduceerde in 2003 verschillende buizen-componenten. Vanuit die ervaring zijn principes toegepast in de HV Series. De gain-stages in buizenversterkers werken op hoge voltages. In een voorversterker kan dat zomaar 200 Volt zijn. In solid state elektronica worden veel stages asymmetrisch gevoed met 18 tot 48 Volt. Met een symmetrische voeding is dat tussen +/- 15 tot +/- 50 Volt. T+A claimt dat door de hogere voedingsspanning van de pre-stages, output stages en de power amps, de dynamiek toeneemt en de lineariteit. Lineariteit wil zeggen dat de output proportioneel is ten opzichte van de input. Als dat niet zo is, werkt een versterker feitelijk als een dynamiekcompressor. Een versterker moduleert in principe de voedingsspanning. Actieve elektronica kan met een hogere voedingsspanning in principe een grotere spanningszwaai maken, maar de grootte daarvan is ook afhankelijk van de toegepaste halfgeleider of buis en de gemaakte instellingen rondom deze actieve componenten. Lineariteit in een versterker is derhalve van veel factoren afhankelijk. Buizen en transistoren zijn van nature niet lineair en binnen de schakeling moeten allerlei maatregelen genomen worden om die componenten en dus de versterker lineair te krijgen. Bijvoorbeeld door negatieve feedback.

Maar, dat past T+A nauwelijks toe. Het geheim van de lineariteit (bij T+A) zit in de specifieke schakeling en in het type toegepaste componenten. Er wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van een zogenaamde Hawksford cascode (zie AES november 1982). T+A gebruikt JFETs in een cross-coupled cascode input stage en de voltage versterker is een class-a FET cascode. Klasse-a schakelingen hebben als voordeel dat ze al méér lineair zijn. JFETs komen in hun gedrag het meest overeen met pentode-buizen, die bij een kleine spanningsverandering op de control-grid, een groot verschil in de plate-current veroorzaken. De uitgangsspanning kan dan, afhankelijk van de schakeling, enorme verschillen overbruggen. De T+A voorversterker werkt met 100 Volt spanning en de eindversterker met 360 Volt. De stroomversterker is volledig gescheiden van de voltage-stage. Wat de eindtrap en de luidsprekers doen heeft dus geen invloed op de voorversterker-stages. Die techniek werd al in de R-series toegepast. De printed circuit boards hebben een zeer kleine inductiviteit. Dat komt de dynamiek en transiënt-response ten goede, aldus T+A. Die dynamiek moet dus waarneembaar zijn tijdens het beluisteren van zo’n set. Dynamiek wordt uiteraard in eerste instantie bepaald door de opname. Het aangeboden signaal vanaf de cd, plaat of tuner moet dus zo dynamisch mogelijk zijn. Die laatste bron is daarbij uiteraard kansloos. Cd en de  plaat kunnen als medium grote dynamiekverschillen registreren.

A3000HV Power Amp en PS3000HV Power Supply
Met de T+A  A3000HV eindversterker zijn verschillende configuraties te bouwen. In de basis is dit een tweekanaals-model (dubbel-mono en geheel gescheiden opgebouwd). Door de bridge-mode wordt het een mono-eindversterker. Het gewicht van 38 kilo staat borg voor een Duits degelijke constructie, op het niveau van Mercedes Benz. Er is een aluminium subframe, dat zorgt voor een opbouw in geïsoleerde compartimenten en het vormt een chassis waar alle delen handmatig aan bevestigd worden. Extern plaatwerk is vaak tot 4 cm dik. Het volledige HV-systeem in de meest uitgebreide configuratie weegt dus 244 kilo. Een verademing in vergelijking met veel flimsy audio-componenten van het laatste decennium, maar wél too much voor het gemiddelde audiorack. Die configuraties betekenen dat de klant kan draaien met de A3000HV als stereo-eindversterker, met twee exemplaren in de vorm van monoblokken, met een A3000HV (in stereo) en de optionele PS3000HV Power Supply en met een tweetal A3000HV’s, gecombineerd met een tweetal PS3000HV Power Supplies. De PS3000HV zorgt niet voor extra uitgangsvermogen. Onderzoek bij T+A toonde aan dat daar geen toegevoegde waarde zit. De PS3000HV zorgt voor extra stroom en extra stabiliteit van de voltage-rail. 


Beiden hebben een toegevoegde waarde voor de geluidskwaliteit. Die extra stroom wordt via een Power Link getransporteerd van de voeding naar de eindversterker. Het beschikbare vermogen is simpelweg ‘genoeg’, maar voor de cijfer-fetisjisten levert de stereo-configuratie 300 Watt RMS per kanaal (8 Ohm) en 500 Watt in een 4 Ohm belasting. Als mono-configuratie is er 380 Watt beschikbaar bij 8 Ohm en 650 Watt bij 4 Ohm. Er is geen informatie beschikbaar over de stabiliteit bij lagere impedanties. De vermogensbandbreedte is van 1 Hz tot 150 kHz en wordt nog overtroffen door de frequency-response tussen de 3 dB-punten. Vermogensbandbreedte wil zeggen dat zo’n versterker het maximale vermogen bij elke frequentie binnen die aangegeven ‘breedte’ kan leveren. Er zijn namelijk versterkers met een opgegeven vermogen van 50 Watt. Bij een meting blijkt dat er in het gebied van 10-60 Hz maar 10 Watt beschikbaar is en boven de 15 kHz idem dito. Dan kun je je voorstellen dat zo’n versterker enigszins ‘soft’ zal klinken. Met zo’n T+A eindversterker is het dus mogelijk om een fikse langegolf-zender te maken. Officieel begint het bereik van deze golf bij de 153 kHz. Maar, je kunt dan met het volle vermogen uitzenden rond deze frequentie. Voor audio heeft de eindversterker XLR- en RCA-ingangen. Er zijn ook aansluitingen voor stuurkabels (HV-Link). De hele set is namelijk vanaf dezelfde remote te controleren.      

MERK





EDITORS' CHOICE