Taperecorders voor video hadden in het begintijdperk meer weg van apparatuur voor chemische film dan de huidige videorecorder. Er werd weliswaar elektromagnetische tape gebruikt doch deze werd gewoon met een fysieke schaar geknipt. De editor transporteerde de tape handmatig langs de leeskop(pen) om de juiste plaats voor de cut (knip) te vinden. Vervolgens werd de tape daar doorgesneden (razorblades) en met een scotch tape aan de daarop volgende tapeshot geplakt. Ook nog eens arbeidsintensief want het ging vaak net niet goed bij het beeldsnijden. Lelijke flitsen of rare beelden zijn dan het gevolg en de las moest weer over gemaakt worden.Echter al in 1963 lanceerde Ampex een home videosysteem op basis van een dik 40 kg zware Ampex VR-1500 videorecorder compleet met camera, tv monitor en zelfs meubilair. Dat kostte in die tijd zo’n $ 30.000,-. Voor dat bedrag kwam er wel een technicus aan huis om het allemaal op te stellen.Aan het einde van de jaren zestig kwamen er helical (de tape loopt in een lus schuin over de videokoppen) taperecorders op de markt die elektronisch konden knippen & plakken en videobeelden achteraf konden invoegen. De Audio Dub maakte het achteraf toevoegen van geluid mogelijk. Aanvankelijk ging dit van deck naar deck kopiëren van de mastertape nog met de hand en deels op basis van trial en error. Al snel volgende echter besturing via interfaces en een meer automatische timing (tellerstand en vanaf 1970 de tijdcode) voor de juiste montagepunten.Tot de komst van S-VHS vormde het kwaliteitsverlies bij het kopiëren van tape naar tape nog een vervelend probleem. Bij VHS was de kwaliteit zo goed dat je bij de montage op tapedecks er nog een goed standaard PAL tv-beeld aan over hield. De Digital Video-standaard (DV) opende het tijdperk naar verliesloos kopiëren en monteren. De dataoverdracht ging eerst over Firewire met iLink en later via USB.
PortaPaks
Een PortaPak bestaat uit een losse videocamera die via een kabel aan de draagbare videocassetterecorder (VCR) verbonden is. De eerste PortaPak was de Sony DV-2400 Video Rover uit 1967. Deze set bestond uit een grote zwart-wit videocamera, een ½ inch helical tape VCR. Niet echt portable want er was naast de cameraman nog iemand nodig die de recorder bediende en droeg. Niettemin was de Video Rover de start van de draagbare video-evolutie. Met name JVC en Panasonic timmerden flink aan de weg om de PortaPaks steeds kleiner en kwalitatief beter te maken. De komst van de videocassette maakt video net zo makkelijk in en uit te nemen als 8mm film. De PortaPak was aanmerkelijk goedkoper dan de traditionele videosystemen. Er ontstonden cultgroepen van gebruikers. Er werd gesproken van ‘guerilla video’ en video art. Daarnaast een groeiende schare gebruikers in het onderwijs, zakelijke wereld en bij de overheid. De tv-stations die voorheen met 16mm films (die werden eerst ontwikkeld en later in de studio op video voor uitzending gezet) werkten stapten massaal over op het veel sneller te verwerken PortaPak videomateriaal.De PortaPaks werden kwalitatief steeds beter. Een zwak punt vormde nog de batterijen. NiCd-accu’s hadden een lage capaciteit en vertoonde allerlei verouderingskuren. Het duurde nog tot ver in de jaren ‘90 om accu’s te kunnen maken die meer dan een uur betrouwbaar meegingen.De eerste videotape in cassette was de Sony Umatic uit 1971 met ¾ inch videoband. Aanvankelijk was de recorder nog ter grootte van een bijzettafeltje maar ook hier al snel portable. JVC introduceerde (officieel in 1976) het ½ inch videoformaat VHS met twee uur opname/speeltijd voor thuisgebruik en Sony antwoordde met Betamax. VHS, hoewel kwalitatief wat minder, won uiteindelijk de tapestrijd.De PortaPaks pakten de compacte (C- uitvoeringen van 30 minuten) van de nieuwe maten voor videotape al snel op. En de camera’s gingen zelf over op kleur. Tot ver in de jaren ‘80 van de vorige eeuw werden PortaPaks aan professionals en hobbyisten verkocht.
Beeldbuisjes en sensoren
Een behoorlijke handicap van de oudere generaties videocamera’s was het gebruik van een beeldbuisje (tube) als lichtgevoelige sensor. Daar kleefden tal van nadelen aan. De tube verouderde naar een x aantal gebruiksuren waardoor de beeldkwaliteit en kleurweergave achteruit liepen. Bij invallend zonlicht dreigde inbranden. Aanvankelijk moesten cameramensen de warmlopende beeldbuisjes tijdens de opname kalibreren voor kleurverloop en het uit alingment van de optische instelling gaan. De resolutie hield niet over net als de lichtgevoeligheid. Wat dat laatste betreft waren er in de studio veel extra lampen nodig. De daardoor veroorzaakte hitte liet de aanwezigen flink zweten.De Sony MAVICA (1984) was de eerste still videocamera die een CCD (Charge Coupled Device) gebruikte. Dat beviel zo goed dat de CCD ook in camcorders werd toegepast. Vrijwel alle beperkingen van de tube vervielen hiermee. Behalve een sensor werden er in betere camcorders nu ook drie afzonderlijke CCD-sensoren voor de kleuren Rood, Groen en Blauw (RGB) toegepast.De CCD werd vervolgens weer opgevolgd door de COMOS (complementary metal-oxide semiconductor) sensor. Die valt goedkoper te produceren, is lichtgevoeliger en heeft minder beeldfouten dan de CCD. Met name ook veel toegepast in de in Full Frame HD videofilmende digitale fotocamera’s.
De komst van de camcorder
De oerversie van de camcorder zoals wij die nu kennen werd al in 1982 door Sony en JVC aangekondigd. Toen heette deze videocamera nog de CAMera/recorder naar dat werd al snel het beter in het gehoor liggende camcorder. JVC bracht de camcorder in het mini-VHS formaat (VHS-C) uit. En Sony volgde daarop in 1983 met Betamovie Beta camcorder zonder elektronische zoeker.Kodak deed in 1984 van zich spreken met de 8mm KodaVision 2000 camcorder, latere het Video 8 formaat. De grote gele fabrikant was er toen wel op tijd bij om de nieuwe filmrevolutie te omarmen en speelde met de benaming 8mm handig in op de hobbyist die de chemische film in deze breedte verslond. Ook Sony zag brood in 8mm in ging met Video 8 op grote schaal de concurrentie aan met VHS-C van JVC.De beeldkwaliteit van camcorders was nog relatief laag. Eigenlijk niet meer dan tot 240 beeldlijnen, de helft van de PAL tv-resolutie. Dat deed de opvolger S-VHS (1989) met ruim 400 tot zelfs 440 beeldlijnen aanmerkelijk beter. Video 8 antwoordde daarop met het Hi8 formaat. Als eerste roemruchte telg de CCD-V99 omarmd door menig videomaker, journalist en onderwijsinstelling. Video geschoten met de camcorder deed op tv nu niet meer onder voor hetgeen de broadcaster thuis aanleverde. Van geheel ander orde was de komst van het LCD-schermpje. Sharp maakte daarmee in 1992 een einde aan het altijd maar door de zoeker (viewfinder) moeten turen. Panasonic, Sony, JVC en dus ook Sharp zelf rustten vanaf die tijd hun camcorders uit met een uitklapbaar LCD-schermpje als hulp voor het instellen en controleren van het videobeeld. Later komen daar de menufuncties bij.
Het digitale tijdperk
In 1995 werd Digital Video geïntroduceerd. Een ongekende revolutie in de videowereld die te vergelijken valt met de impact van de iPad en de iMac. Op een mini-DV tape ging een uur video die een verliesloze hogere kwaliteit dan standaard PAL tv bood. 525 beeldlijnen tegen een fractie van de prijs van hetgeen er voor een professionele videocamera met eenzelfde kwaliteit betaald diende te worden. De legendarische Sony DCR-VX1000 baande de weg voor de hausse in digitale video. Opmerkelijk was een soort omgekeerde wereld: in plaats van eerst professioneel en later naar amateur ging het filmen in DV van amateur naar professionele videomaker. Wel kwam er een apart pro DV-formaat, DVCAM. De als een man of vrouw opererende ‘videoploeg’ deed onder de benaming camjo (camcorderjournalist) zijn intrede. Na DV volgden de High Definition (HD)formaten. Eerst HDV (1440 x 1080i) in 2004, daarna Full HD (1920 x 1080i) en PRO- HD (1280 x 720) in 2008 en 4K glooit aan de horizon… Het medium tape heeft het bij de videocamera en -recorder ruim 50 jaar vol gehouden. De nadelen van slijtage, tapefouten en onderhoud werden gezien de prijsstelling voor lief gehouden. De hard disk is al na tien jaar op zijn retour en de optische schijf heeft in de hobbycamcorder nauwelijks iets gedaan. Het is nu het tijdperk van solid state geheugenkaart. Geen draaiende delen meer, weinig stroomverbruik en snel door de computer in te lezen of te kopiëren.
De nabije toekomst
Een recente stap in de evolutie van de videocamera vormt de videofilmende digitale fotocamera. Dit zowel bij de Full Frame Spiegelreflex (DSLR) als de APS-C DSLR, systeem- en compactcamera. De verwisselbare objectieven en creatieve mogelijkheden zijn daarbij de belangrijkste motor. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat er op termijn een universele camera voor video en foto komt. Desgewenst ook met ingebouwde videoprojector.3D zal meer en meer een standaard optie bij video en foto worden. De beeldresolutie gaat van Full HD (2K) naar vier maal zoveel aan beelddetail bij 4K. Draadloze verbindingen tussen camera en tv, projector of montagecomputer kunnen wij de komende twee jaar zien opkomen. Relatief nieuw zijn het met een en hetzelfde sensorsysteem gelijktijdig opnemen vanuit verschillende beeldhoeken (Multi image en angle recording, MR) en het pas achteraf samenstellen van de videobeelden in de camera. Steeds meer camcorders zullen draadloos met weergave- en montageapparatuur gaan communiceren.