Iedereen die zich verdiept in de achtergronden van de hifi komt ze tegen: verhitte debatten over wat beter is (digitaal of analoog, buizen of transistoren) of over de zin en onzin van accessoires in het algemeen en kabels in het bijzonder. Vooral in die laatste categorie kan het er soms bikkelhard aan toegaan. Dit artikel is niet bedoeld om een definitief antwoord te geven op vraagstukken waar al decennialang over gebakkeleid wordt. Na een inleidend stuk over de prehistorie van audiokabels zullen we vooral kijken hoe de kabelmarkt de afgelopen 25 jaar is veranderd. Want dat is hij. Dáár is in elk geval géén discussie over mogelijk.
Dit artikel verscheen eerder
in het HIFI.NL jubileumboek
Audiokabels avant la lettre
Tegenwoordig is het heel normaal als je van je budget voor een nieuw hifi-systeem een significante portie reserveert voor bekabeling. Maar dat is niet altijd zo geweest. Het is niet met absolute precisie vast te stellen, maar globaal kun je zeggen dat de geboorte van de audiokabel halverwege de jaren 70 van de vorige eeuw plaatsvond. Vóór die tijd gebruikte je wat je had: lampensnoer.
In de handleiding van hun beroemde DQ-10 luidsprekers schreef Dahlquist in 1972 letterlijk dat je tot lengtes van pakweg 9 meter lampensnoer met een minimale diameter van 1,2 millimeter moest gebruiken, en voor langere kabels een diameter van 1.6 millimeter. Niemand had nog van ‘exotische’ geleidende materialen als OFC of zilver gehoord, of van fabricagemethodes die tot een beter geluid zouden leiden.
De eerste keer dat er serieus over de invloed van kabels op de geluidskwaliteit werd geschreven was in 1974, toen de Japanse ingenieur Akihiko Kaneda van de Akita Universiteit een serie artikelen publiceerde waarin hij betoogde dat kabels van invloed konden zijn op de kwaliteit van de verbinding tussen versterkers en luidsprekers, en dus op de geluidskwaliteit. Hij was ook de eerste die opperde dat de reden daarvoor het tot op de dag van vandaag bediscussieerde ‘skin effect’ zou kunnen zijn, waarbij hogere frequenties zich bij voorkeur vlak onder het oppervlak van een geleider verplaatsen in plaats van door de kern daarvan.
Deze beweringen werden scherp betwist door Koichi Hirabayashi, die werkte voor Mogami Cable. Hij nam zich voor om te bewijzen dat de stelling van Kaneda niet klopte. Omdat de heren in die tijd nog niet beschikten over online hifi-forums of Facebookpagina’s om elkaar in de haren vliegen koos Hirabayashi voor de aanzienlijk eervollere empirisch-wetenschappelijke benadering: hij ging luisteren. En na uitvoerige luistersessies kon hij niet anders dan toegeven dat Kaneda waarschijnlijk tóch gelijk had en dat het skin effect – ondanks de heersende theorie dat het binnen het frequentiebereik van het menselijke gehoor niet uit zou moeten maken – wel degelijk een rol kan spelen bij waargenomen klankmatige verschillen.
De openbaring van Hirabayashi leidde tot de ontwikkeling van de Mogami 2803 interlink en de Mogami 2804 luidsprekerkabel, die tot op de dag van vandaag verkrijgbaar zijn en hoog staan aangeschreven.
In 1976 publiceerde Jean Hiraga – die in Japan had gewerkt en daar waarschijnlijk de theorieën van Kaneda had meegekregen – een Franstalig artikel over audiokabels, dat in 1977 in het Engels werd vertaald en in Hifi News & Record Review verscheen. De golf van opschudding die dat artikel veroorzaakte ging langzaam de wereld over, en eind jaren 70 kregen ondernemers aan de andere kant van de Grote Plas er lucht van, wat leidde tot de oprichting van twee van de bekendste namen in de wereld van de audiokabel: Monster Cable (1979) en AudioQuest (1980). Vanaf dat moment werd er door fabrikanten ook vrij serieus onderzoek gedaan naar kabels, en werd van ingekochte kabels (deels) overgeschakeld naar eigen productie.
Ook in Nederland, waar vanaf 1980 kabels werden gemaakt door Van den Hul. Niet lang daarna, in 1983, werd in Nijmegen het bedrijf Siltech opgericht. Beide fabrikanten deden uitgebreid onderzoek naar de invloed van verschillende geleidende materialen. Siltech koos op basis daarvan nadrukkelijk voor zilver, Van den Hul gebruikte verschillende geleiders, waaronder ook lineair gestructureerd koolstof. Sinds de jaren 80 worden eigenlijk overal ter wereld op enige schaal audiokabels ontwikkeld en gefabriceerd.
De ontwikkelingen vanaf 1999
Toen HIFI.NL in 2001 de status van Startpagina achter zich liet en begon met het publiceren van eigen content werden er ook al meteen kabelrecensies geschreven. Wanneer je in de database van de website de beginjaren bekijkt, kom je wat kabels betreft merknamen tegen als Siltech, Ocos (de eigen kabel van Dynaudio), NordOst, Apogee, Sharkwire, The Chord Company, Supra, Crystal Cable en Shunyata. Het duurde tot 1 en 10 april 2008 vóór de eerste AudioQuest kabels werden gerecenseerd, in een tweedelige multitest.
Als je met de blik van een archivaris naar alle kabelrecensies kijkt die in de loop der jaren op HIFI.NL verschenen, dan valt een aantal zaken op. De hifi-branche als geheel verandert vrij langzaam. In het algemeen kent onze liefhebberij vooral langjarige trends, die op hun beurt ook weer van invloed zijn op welke kabels er in het brandpunt van de aandacht staan. En met de vurige debatten die ik aan het begin noemde in het achterhoofd, is er een verschuiving te zien van de acceptatie van kabels in het algemeen, en van bepaalde kabels in het bijzonder.
Trend: Van analoog naar digitaal
In de beginjaren van de audiokabels hadden we alleen maar analoge hifi. Platenspelers, Reel to Reel recorders, tuners en cassettedecks (en de immens populaire equalizer niet te vergeten…). Dan heb je het dus over luidsprekerkabels en interlinks, want losse stroomkabels waren er toen nog niet. Ondanks de komst van de cd-speler in de eerste helft van die jaren 80, en vlak daarna ook al de eerste externe da-converters was het ook in de beginjaren van HIFI.NL vooral analoog dat de klok sloeg.
In 2002 kwam daar wat HIFI.NL betreft verandering in toen de eerste recensie over een digitale interconnect verscheen: de Apogee Wyde Eye. Deze coaxiale kabel met zijn kauwgum-roze buitenmantel wordt nog steeds verkocht. In zijn recensie daarvan stelde René van Es dé vraag die op ieders lippen brandde: als het bij digitaal ‘slechts’ om nullen en enen gaat, waarom zijn er dan zo duidelijk verschillen te horen? Zijn antwoord tóén was ‘jitter’ en de invloed van de kabel daarop. Iets dat overigens nog steeds van toepassing is. Een andere factor, die pas de laatste paar jaar regelmatig wordt genoemd, is parasitaire noise. Ruis en vervorming die uit allerlei bronnen op allerlei manieren onze hifi-systemen in kruipen en ons luisterplezier beïnvloeden.
Bij platenspelers en versterkers veranderde de ontwikkeling op een zeker moment van ‘revolutionair’ naar ‘evolutionair’, en op dezelfde manier is er sinds de beginjaren van de analoge interconnect wézenlijk niet veel veranderd. Er is uiteraard heel veel onderzoek gedaan naar geleidende materialen, de opbouw van de kabel (hoe de geleiders ten opzichte van elkaar in de kabel zitten), verschillende materialen als dielektricum, betere afscherming, betere connectoren…daar zijn echt grote stappen in gezet. Maar hoe je het ook wendt of keert, een audiokabel is een lang en meestal dun ding met een begin en een eind dat je tussen apparaten onderling of tussen apparaten en luidsprekers aansluit. De ontwikkelingen zaten hem dan ook voornamelijk in het sóórt kabels dat we, als gevolg van de progressie in de A/V-branche, nodig hadden.
Verdere digitalisering
Door de opkomst van de thuisbioscoop werden A/V-kabels steeds belangrijker, waarbij met name de HDMI-kabel een vrij stormachtige ontwikkeling doormaakte in de jaren dat HIFI.NL actief is. Omdat de beeldschermen en projectoren die we voor ons thuisentertainment gebruikten een steeds hogere resolutie kregen moest de HDMI-kabel ook een steeds grotere signaal-bandbreedte aankunnen, die over steeds grotere lengtes gegarandeerd moest zijn.
Nieuwe standaarden volgden elkaar in redelijk rap tempo op en vroegen meestal ook om nieuwe kabels, iets dat de fabrikanten gedurende de afgelopen decennia enerzijds tot veel ‘R&D’ heeft gedwongen, maar anderzijds ook beslist geen windeieren heeft gelegd. Ondanks dat HDMI-kabels een digitaal signaal transporteren zijn er, net als bij de eerste digitale interlink die HIFI.NL recenseerde, forse kwaliteitsverschillen waar te nemen. Uiteraard in de beeldkwaliteit, maar uitgebreide vergelijkende reviews hebben de afgelopen jaren duidelijk gemaakt dat vooral de geluidsweergave bij hoogwaardige A/V-installaties profiteert van betere HDMI-kabels.
Met de opkomst van het internet veranderde ook de manier waarop we naar beeld keken en naar muziek luisterden. Waar de televisie en de radio vroeger via een eigen of centrale antenne analoog onze huiskamers binnenkwamen gebeurt dat tegenwoordig digitaal via kabel of glasvezel. Het radio- en televisiesignaal komt tegenwoordig via het internet tot ons, en in veruit de meeste meterkasten staat tegenwoordig dan ook een modem dat alle binnenkomende signalen via wifi of via een ethernetkabel verder het huis in distribueert. Nu kun je voor zo’n ethernetkabel naar de lokale computergrootgrutter gaan, of zélfs naar de bouwmarkt, en de ethernetkabels die je daar koopt voldoen aan alle eisen die er voor netwerkgebruik aan gesteld worden.
Je internet wordt er niet langzamer van en je printer gaat niet minder scherp of in minder felle kleuren van printen. Sterker nog, zo roepen sommige techneuten onder het hifi-kopende publiek om het hardst, ethernetkabels kúnnen helemaal geen verschil maken, want ze zijn ‘by design’ galvanisch ontkoppeld, en bovendien wordt het signaal op meerdere manieren vóór en ná het verzenden gecontroleerd op integriteit. Maar hoe zat dat ook alweer met die nullen en enen van de coaxiale digitale interlink? Dat waren uiteindelijk toch óók niet ‘alleen maar’ nullen en enen? Precies. Ook ethernetkabels maken verschil wanneer je ze toepast in een goede A/V-installatie. Omdat het signaal weliswaar ‘digitaal’ is, maar het transport ervan nog steeds op analoge wijze plaatsvindt, namelijk met stroompjes door een geleider. En dan zijn externe stoor-invloeden gewoon een factor.
Steeds meer acceptatie
Niet alleen afgemeten aan het toegenomen aantal kabelproducten dat HIFI.NL de afgelopen jaren ter recensie aangeboden heeft gekregen, maar ook aan de aard van de vragen en reacties van lezers die de auteurs krijgen toegestuurd, zijn voor de meeste hifi-consumenten alle kabeltaboes wel zo’n beetje verdwenen.
Het besef dat kabels in subjectief opzicht forse verschillen kunnen maken is inmiddels gemeengoed in de hifi, en niet alleen onder audiofielen. Dat heeft met name bij digitale kabels wel wat voeten in aarde gehad, maar door recensies realistisch te houden en goed uit te leggen waar je op kunt rekenen hebben steeds meer twijfelaars hun ‘verhip!’ moment inmiddels gehad. Daarom zouden de media zich vandaag de dag misschien wat meer bezig kunnen houden met fabrikanten die allerlei vage, pseudowetenschappelijke claims gebruiken om hun koopwaar aan te prijzen, zónder inzichtelijk en aannemelijk te maken hoe hun producten ‘beter’ zijn dan die van alle andere fabrikanten.
Zowel een ‘open mind' als een kritische houding zijn daarbij zeer belangrijk. Papier is geduldig, de moderne consument steeds minder.
Van betaalbaar naar kostbaar, leven en laten leven…
Een andere, vrij duidelijke trend is dat kabels gemiddeld steeds duurder worden. Beginners hoeven niet bang te zijn, de meeste bekende kabelmerken hebben een prima instapserie in hun assortiment. Maar je ziet aan de bovenkant van het aanbod steeds meer kabels verschijnen waarvan de prijzen in de vijf cijfers lopen. Dit artikel is overigens niet bedoeld om daar een oordeel over te geven, het is slechts een constatering.
De vraag of die groei aan de bovenkant kon ontstaan omdat de markt er, mede door jarenlange aandacht in de media, eigenlijk gewoon bouwrijp voor is gemaakt hoeft hier óók niet beantwoord te worden. Wat we met z’n allen wél in de gaten moeten houden is dat het plafond van de ene de vloer van de ander is.
Oftewel: we hebben allemaal verschillende bestedingspatronen én prioriteiten. Zo lang we dat gegeven respecteren en leren om blij te zijn voor onszelf én voor anderen houden we het gezellig. En met die verbindende gedachte in onze achterzak wordt het tijd om de boel te gaan afronden.
Slotgedachten en een blik op de toekomst
Kabels horen er inmiddels echt bij, en dat is een goede ontwikkeling. Want hoewel ik kabels in de inleiding van dit artikel onder de accessoires schaar, wil ik daar aan het einde toch graag nog even op terugkomen. Letterlijk. Kabels zijn geen accessoire, maar een volwaardig en onmisbaar component in een uitgebalanceerd hifi-systeem. De tijd dat we onze apparatuur en luidsprekers met lampensnoer aan elkaar knoopten is echt voorbij. Daar zal door een klein smaldeel van uitgesproken sceptici ongetwijfeld een hoop op af te dingen zijn, en ze hebben in sommige gevallen ook wel een punt, maar als we kijken naar de realiteit dan bestaat er gewoon een grote en professionele markt voor kabels binnen het totale hifi-aanbod. We hebben er (bijna allemaal) mee leren leven, en dat zal dus ook niet meer veranderen.
Wat de toekomst gaat brengen is een beetje koffiedik kijken, maar door de opkomst van ‘super-integrateds’ (apparaten die alles in één behuizing bieden: versterker, streamer, da-converter, room correction en vaak ook nog een phonotrap) zou het totale aantal kabels dat verkocht wordt kunnen gaan afnemen, en een beetje verschuiven richting netsnoeren, luidsprekerkabels, ethernetkabels en hooguit een analoge phono-kabel. Of de opkomst van Dolby Atmos muziekweergave daar verandering in zal brengen is maar zeer de vraag.
Je hoort steeds vaker dat het ‘immersive audio’ de toekomst van de muziekweergave is, maar hoeveel liefhebbers zullen bereid zijn om hun woonkamer om te bouwen naar uitgebreide meerkanaals-luisterruimtes? Bekabeld bedoel ik dan. En zijn al die kabels überhaupt nog nodig? Want tegelijk met de opkomst van immersive audio zien we steeds meer actieve draadloze systemen die kabels naar de luidsprekers overbodig maken (nou ja…stroomkabels zullen altijd nodig blijven…). Wie het weet mag het zeggen, de kabelmarkt zal altijd blijven reageren op de ontwikkelingen, en HIFI.NL zal daar verslag van doen.
In de tussentijd moeten we, op welke wijze dan ook, blijven genieten van muziek. Met goedkope of dure kabels, dát maakt niet uit. Als we maar tevreden zijn met wat we horen. Het werd ooit prachtig samengevat door Harry Olson (1901–1982), een Amerikaanse ingenieur, erudiet wetenschapper en uitvinder, die als één van de belangrijkste pioniers op het gebied van de elektro-akoestiek wordt beschouwd; “Het oor heeft het laatste woord in alles wat met muziek te maken heeft.” En daar kunnen we het wat mij betreft bij laten.