ARTIKELRhapsody

Het ontstaan van High-End Hifi in Nederland, deel 2 (interview Harry van Dalen)

Het tweede deel van deze serie belicht het einde van de zeventiger jaren. Deze serie gaat over de high-end in Nederland, is geen wetenschappelijke studie maar belicht deze ontwikkeling vanuit het perspectief en de beleving van Harry van Dalen. Het eerste deel lees je hier. Harry speelde een belangrijke rol in het ontstaan van de high-end in ons land, samen met een aantal tijdgenoten. Dat resulteerde uiteindelijk in de oprichting van Rhapsody in Hilversum. Een winkel aan de top, van internationaal niveau en nog steeds richtinggevend op het gebied van high-end audio – al vind je de zaak tegenwoordig elders.

Stukje terug

In de jaren vijftig en zestig was nauwelijks sprake van een grote consumentenmarkt op het gebied van audio. Zeker in de vijftiger jaren was het bezig zijn met geluid iets voor technische mensen. In de zestiger jaren hadden we in Nederland brave spullen van Philips, Braun, Aristona, Erres en de liefhebbers hadden buizenapparatuur van onder andere Leak en Rogers. De term ‘hifi’ moest nog bedacht worden.

Apparatuur ging ook lang mee. Je deed vaak dertig jaar met je televisietoestel en platenspeler (op 12 december 1949 werd de televisie officieel geïntroduceerd en in 1967 kwam de kleurentelevisie). De komst van de kleurentelevisie was werkelijk fascinerend. Het publiek stond indertijd massaal voor de winkelruiten van de detaillist om naar een voetbalwedstrijd te kijken. Elektronica werd nog niet gezien als wegwerpartikel, zoals tegenwoordig. Concepten die later echt zijn gaan leven, zoals plaatsing en ruimtelijke stereoweergave, waren zeker al bij een kleine groep luisteraars bekend.  

In de zeventiger jaren ontstond een enorme wereldwijde hifi-markt, waar Japanse merken een zeer groot aandeel in hadden. Extreem betrouwbare apparatuur van hoge kwaliteit, waarbij vrijwel elke Japanse fabrikant wel een aantal high-end producten in de catalogus had staan. Misschien was Sony wel een van de eerste Japanse fabrikanten die met apparatuur kwam die voor de toenmalige standaarden echte high-end was.

Nostalgie

De zogenaamde Pre Esprit Series (niet officiële benaming) uit het begin van de zeventiger jaren, ontworpen door Shigeo Takahashi, werd zonder marketinggeweld geïntroduceerd en is waarschijnlijk bij velen onopgemerkt gebleven. Deze componenten horen bij het mooiste en bij de top die Sony ooit gebouwd heeft en zetten zelfs nu nog enorme prestaties neer. Het doet weemoedig denken aan de tijd dat Sony, in de beleving van uw auteur, een van de meest creatieve en innovatieve bedrijven was op het gebied van consumentenelektronica. Geweldig wat ze daar in Japan presteerden. Daar is vandaag de dag, los van Sony’s professionele tak, weinig meer van over.

Het is wellicht een persoonlijke waarneming, maar de hifi-business had in de zeventiger jaren iets gemoedelijks, maar er was ook een innovatieve, onderzoekende en vernieuwende spirit. Deze jaren kenmerken zich door de snelheid van de innovatie, verandering en kwaliteitstoename. Audio kenmerkte zich ook door een hobbykarakter. Zowel aan de kant van de consument als bij de winkeliers, die vaak bezig waren uit bevlogenheid met audio en muziek. Zo’n winkel was gezellig, alles was mogelijk en niets leek op een keiharde commerciële drive. Uw auteur was kind aan huis bij Elres in Haarlem en mocht jarenlang letterlijk alles mee naar huis nemen en uitproberen. Moest wel op maandagochtend weer terug natuurlijk. Hifi was in die jaren de grote hobby waar iedereen mee bezig was. Je aanzien binnen de social circle steeg met de inhoud van je audiorack. Zakelijk gezien is het wellicht een geldige constatering dat de groei naar professionalisme nog aan het begin stond en langzaam toenam.

De grotere importbedrijven van met name Japanse producten en Amerikaanse high-end waren al wel professioneler georganiseerd. Denk aan Brandsteder Electronics B.V, dat in 1961 ontstond vanuit Brandsteder Spreekmachine Meubelen (opgericht In 1924 in de Amsterdamse Kerkstraat) en importeur werd van het nog onbekende Sony (Sony is klein in Nederland…). Denk ook aan Fodor Radio B.V. in Rotterdam (Rob Albers) dat in de zeventiger jaren AKAI importeerde in Nederland. Een hoog niveau van professionalisme zie je natuurlijk ook bij organisaties zoals Philips.

Veel kleinere bedrijven ontstonden uit een vorm van amateurisme en liefde voor het vak. Zo’n Firato was ook een gezellig feest. Een eerste shockwave kwam natuurlijk halverwege de zeventiger jaren. De komst van high-end audio trok avonturiers en in die tijd halve hippies, die de bestaande handel in een benarde en soms defensieve houding dreven. Als je al die tijd braaf de obligate audioracks, de mega receivers (denk aan Sansui, foto onder) en de ‘boxen’ van de bekende merken had verkocht, dan was de gedachte aan heel nieuwe apparatuur, met te verwachten veel betere prestaties, natuurlijk een spookbeeld. Kenmerkend voor het einde van de zeventiger jaren is het enorme elan, de drive om te experimenteren, te onderzoeken, het nieuwe geluid te omarmen. Dat was volkomen nieuw. Er werd niet gedacht vanuit een wetenschappelijke basis en vanuit kennis. Het was trial & error en met van alles kennismaken. Er ontstond een nieuw prestatieniveau en audio was niet langer wat het ooit was. In ons land waren Bert Bazuin, Harry van Dalen, Herman van den Dungen en Henk van der Mijn de grondleggers van deze nieuwe vibe.  

Enfin, laten we teruggaan, samen met Harry van Dalen, naar de romantiek aan het einde van de seventies en het begin van de eighties. De opmerkingen tussen haakjes zijn van uw auteur, bieden een tijdlijn en extra informatie. 

Proefondervindelijk ontdekken en het ontvangen van veel kritiek kenmerken deze jaren?
“Alles ging in die tijd op een experimentele manier. Het ging erom dat het beter klonk. We reden ook vaak ‘s nachts naar elkaar toe als iemand weer iets had ontdekt. We wisten niet hoe het kwam, maar het klonk beter. We probeerden dat te herhalen en soms lukte dat niet en soms wel. Bert Bazuin was daar ook altijd mee bezig. Heb veel geleerd van Bert, van Henk van der Mijn en van Herman van Dungen.

Van Herman vooral over hoe hij importeerde en hoe hij die merken zag. Voor mij waren dat de grondleggers, zoals ook Chiap Tan die ook altijd interessante dingen deed. In die tijd had je ook importeurs zoals Audioscript en TransTec. Die veroordeelden alles wat wij deden. Er werd onder andere gezegd dat er geen verschil was tussen versterkers, dat het niet klonk en dat kabels onzin was. Het was soms niet meer leuk.

In die tijd hadden deze importeurs een enorme status en wij waren gewoon hippies. Henk had HTS Elektronica, dus die had een zeer goede technische achtergrond en trok zich weinig aan van die opmerkingen. Walter liet zich ook niets aanmeten. Je had ook de allereerste HOBO met John Hofboer. Die was ook met high-end bezig. Zo waren er nog meer winkels die gekke dingen deden. Zoals Theo Pruijs en Eringa in het noorden. Veel mensen waar ik het over heb zijn er ook nog steeds, zoals Bert en Herman, die nog van alles importeren en van alles op de kaart hebben gezet. Henk is overleden. Het waren mensen die helemaal voor de muziek gingen. Bert, Henk en ik gingen daar het meeste voor. We kochten alles en gingen veel naar concerten.”     

Alles was nieuw in die tijd
“We gingen naar North Sea en zagen alle grote artiesten. Count Basie, Lionel Hampton, Miles Davis en alle anderen. We reden overal rond en bezochten veel klassieke concerten. Henk en ik hebben dat veel samen gedaan.

Voor ons ging het om die livemuziek. Je krijgt daar enorm veel ervaring door.”  

Het bouwt aan het concept over hoe iets klinkt
“Ja, dat was het. Daar droeg North Sea, dat in het midden (1976) van de zeventiger jaren begon, ook aan bij. Je zat daar aan een tafeltje met een biertje en daar trad Lionel Hampton voor je neus akoestisch op. Ook Chick Corea akoestisch en Miles Davis. Heb dat allemaal live gezien zonder versterking en dat kun je je nu niet meer voorstellen.

Het is nu megadruk en vol, maar in die tijd was dat niet. Bij Chico Freeman en Bill Evans zaten dan vijftien man in de zaal. Bij Joshua Redman, Charlie Haden, Ed Blackwell en Don Cherry waren er twintig man in de zaal. Jazz was dood eind jaren zeventig, maar wij zaten daar middenin. We gingen ook veel naar klassiek. Je bouwt dan onbewust een soort kader op. Zonder dat je daar over nadenkt.”

Hifi was toen een risicovol gebeuren?
“We deden idiote dingen, zoals bitumen plakken. Die Michaelson & Austin eindversterkers ontploften al als je erbij stond. Er waren van die buizenmerken, vooral Engels, die allemaal uit elkaar vlogen. Een van de hoogtepunten was de demonstratie met Soundlab elektrostaten (foto onder). Ik was zo enthousiast dat ik keihard Clapton wilde draaien. Er stonden twee monoblokken van Denon met van die prachtige meters. Die vormgeving bestond toen nog niet echt. Ze klonken fantastisch en ik wilde dat aan een klant laten horen. Ik stond daar dus. Als je de aan-knop activeerde dan telde die versterker af en dan sprongen die meters aan. Die klant vond dat geweldig, maar toen die meters op nul kwamen ontploften beide eindversterkers met gigantische steekvlammen. Die kwamen twintig centimeter de grond af. Ik riep toen maar tegen die klant dat het heftig kon zijn. Dat maak je dus mee.

Het bleek achteraf dat er een fout zat in het ontwerp. Er explodeerde veel in die tijd. Jadis was daarin een koploper. Veel ontwerpen waren on the edge. Daarom waren de eerste Levinsons, ontworpen door John Curl en later doorontwikkeld door Tom Colangelo een verademing. Tom was naar mijn mening een van de allergrootste ontwerpers. Het was alleen een heel bescheiden man. Hij heeft al die versterkers ontwikkeld. Als je die oude apparaten nu aansluit heeft het misschien niet alles wat we nu hebben, maar het is nog steeds niet slecht. Met goede kabels en luidsprekers is het nog steeds geweldig. Het was een soort magisch realisme in die tijd.”

Er is niet heel veel veranderd
“Nee, er is niet veel veranderd, maar we weten veel beter hoe we het kunnen manipuleren. Dat was toen niet. Er zijn gewoon betere dingen gekomen.

Er zat ook een zaak in Parijs, namelijk Audio Présence. Voor Henk en mij was dat de guru-zaak. Die liepen altijd voorop. We gingen daar vaak heen. De eigenaar was David Blecher (Présence Audio Conseil werd opgericht in 1976). Ze importeerden alles zelf en alles was daar aanwezig. Voor ons een enorme inspiratiebron. Ook Adib Khavari was dat. Adib deed demo’s in Duitsland en dat was een ander level.”  

Een neef van Mansour Mamaghani van Audio Reference
“Klopt, hij is van Audio Components maar die twee hebben altijd een beetje oorlog. Adib heeft high-end daar echt op de kaart gezet, en is nog steeds actief. Voor mij zijn deze buitenlandse importeurs een belangrijke inspiratiebron geweest, inclusief Ricardo Franassovici van Absolute Sounds in Engeland. Dat waren de pioniers in Europa. Ze kwamen, gewoon buiten alle comfort, met die esoterische spullen. Het waren ook allemaal muziekfreaks. Daar heb ik ook echt geleerd om een goede demo in elkaar te zetten. Adib stond daar in een prachtig pak met een geweldig verhaal en dan draaide hij een nummer waarvan je dacht Oh Men! Hij draaide met een set DCM Time Windows (foto onder). Audio Critic had gezegd dat dit een waanzinnige luidspreker was en hij demonstreerde dat met een enorme flair. We hebben die luidspreker gekocht. Chiap Tan importeerde dat, maar we hebben nooit dat geluid gekregen zoals Adib dat deed. Echt alles gedaan maar we kregen het niet voor elkaar. Adib vertelde mij later dat hij enorm veel van die luidsprekers had verkocht. Letterlijk containers vol.

Hij vertelde ook dat je ze nooit zag op de tweedehands markt. Dat was eind jaren zeventig en aan het begin van de tachtiger jaren. Voor mij was het een zoektocht om ook dat geluid te krijgen. Was altijd bezig om mijn vrienden te overtuigen van goed geluid, dus ik begon al die goede opnames te zoeken en impact te maken.

Bert deed dat ook. Duke Ellington met Ray Brown. Dan gingen we weer naar Parijs om die plaat op de kop te tikken. Je ging dan naar huis met een kofferlading aan platen. Dat was voor ons high-end audio. Zo begon dat. Het was niet technisch onderbouwd maar gewoon dat het beter klonk. Zal me een zorg zijn wat iemand ervan vindt, maar ik vond het beter klinken.”

Trial & error?
“Ja en soms blies je dingen op… Jonge jonge wat is er veel kapotgegaan in die periode. Veel van die designers waren gewoon op de uiterste grens aan het werken. Audio Research met Bill Johnson was wel een van de stabiele merken. Bill begreep waar het over ging en Mark Levinson, ten minste Tom Colangelo, die begreep ook waar het over ging.” 

Dat waren natuurlijk geschoolde technici
“Ja, ik heb toen nog het HQD-systeem (aangestuurd met een ML-1, LNC-2 en twee ML-2s) beluisterd in Parijs. Dat werd toen geïntroduceerd. Dat was een groot systeem. Twee QUAD-elektrostaten per kant met een Decca ribbon in het midden en twee Hartley 24" woofers. Mark Levinson stond dat toen te demonstreren.”

Het concept van een grote speaker was nog niet bekend
“We gingen dat doen en plakten ook Magnepans aan elkaar. Uiteindelijk is dat die Tympani geworden (versie IV ziet eruit als driedelig kamerscherm). Die begintijd was spannend en er was bij mij altijd een enorme aandrang om te ontdekken. Henk, Herman en Bert zijn voor mij de grondleggers geweest. Zij brachten de kleur van de betere audio.”

Shockwaves en een verdienmodel voor platenverkoop
In het nagesprek komt nog de ervaring van uw auteur met de Bose 901 (1968) ter sprake. De 901 was een briljant concept en kon een muur van realistisch en groots geluid neerzetten. Eigenschappen die je verwacht van een high-end systeem. Tijdens de introductie in hotel Raecks (toen: Die Raeckse, Haarlem) draaide een grammofoonplaat met een orgelconcert van Bach. Dat was huge en een ongekende beleving. Dat zoiets mogelijk was met audio-apparatuur. Harry had een vergelijkbare ervaring bij Van Leest in Eindhoven. In de kelder speelden ze ‘Sticky Fingers’ (release: 1971) keihard op die 901. Dat waren de shockwaves die Harry bedoelt en maakte dat hij gefascineerd werd door audio. Toen hij veertien jaar (1968) was, stal hij lege kratten bij van Eerd (tegenwoordig de Jumbo), verzamelde lege flessen en maakte de boel schoon in een keukenfabriek. Van de opbrengsten kocht hij platen zoals ‘Tommy’ van The Who (1969). Die was met veertig gulden indertijd natuurlijk onbetaalbaar.

Deel 3 zal het begin van de jaren 80 belichten: de tijd dat high-end volwassen werd en Harry terecht kwam bij Theo Pruijs in Amsterdam. Het eerste deel uit de serie vind je hier, ook onderdeel van het HIFI.NL Jubileumboek.


EDITORS' CHOICE