Eerder dit jaar werden de AudioQuest Monsoon en de AudioQuest Blizzard geïntroduceerd, twee powercords in de gloednieuwe Wind Series. Het was de laatste grote upgrade binnen het AudioQuest powercord assortiment. De Wind serie werd ontwikkeld om een brug te slaan tussen de instap van de NRG serie, en de toplijn van de AudioQuest Storm Series.
Daarnaast kwamen eind vorig jaar al de nieuwe AudioQuest NRG Y en NRG Z modellen op de markt, en werden aan de zeer succesvolle Storm serie twee dunnere (en goedkopere) ’Source’ modellen toegevoegd: de AudioQuest Tornado Source en de AudioQuest Hurricane Source, en kwamen er zelfs twee compleet nieuwe kabels bij: de AudioQuest FireBird High Current en de AudioQuest FireBird Source, om de prijskloof tussen de Hurricane en de Dragon te vullen.
Aangezien de Storm serie al een keer is besproken laten we die nieuwelingen even voor wat ze zijn, maar samen met de Niagara Power Conditioners is het inmiddels wel duidelijk dat AudioQuest bezig is met een krachtig offensief rond stroomproducten. In deze recensie staan de twee nieuwe modellen in de NRG serie en de Wind serie centraal, en ga ik wat dieper in op twee unieke eigenschappen van deze kabels: Zero Characteristic Impedance en Ground Noise Dissipation. Een achtergrondartikel en een recensie in één als het ware… Are you ready?
Zero Characteristic Impedance
De eerste eigenschap die moet worden toegelicht is Zero Characteristic Impedance. De nieuwe powercords van AudioQuest hebben géén karakteristieke impedantie. “Klinkt interessant…”, hoor ik mensen denken, “…en hartelijk gefeliciteerd, denken we, maar wat hebben we eraan?”. Nou, méér dan je denkt. Elke stroomkabel heeft twee belangrijke eigenschappen die bepalen hoeveel stroom er ongehinderd door de kabel kan lopen. De eerste is de gelijkstroomweerstand, die lager wordt naarmate de kabel een grotere diameter krijgt. Die hindernis is gemakkelijk te nemen door de kabel dik genoeg te maken, en dat is hij bij een netspanning van maximaal 250 Volt al snel.
De tweede eigenschap is de karakteristieke impedantie, die wat lastiger uit te leggen is. De karakteristieke impedantie is namelijk amplitude-afhankelijk. Dus de hoeveelheid stroom die er doorheen moet bepaalt mede de weerstand. Om de karakteristieke impedantie uit te leggen moeten we een kabel vergelijken met een buis die gevuld is met een stroperige vloeistof. Als je daar een knikker (een elektron, zeg maar…) doorheen laat vallen bepaalt niet de diameter van de buis de snelheid, maar de stroperigheid van de vloeistof. De weerstand die de vloeistof op de knikker uitoefent is de karakteristieke impedantie. Het is dus zaak om de vloeistof zo dun mogelijk te maken, maar omdat de karakteristieke impedantie amplitude-afhankelijk is wordt de vloeistof als het ware dikker als er meer knikkers doorheen moeten. Dus als er bij pieken in de muziek opeens grotere hoeveelheden stroom door het powercord moeten. Zero Characteristic Impedance betekent dat er helemaal geen vloeistof in de buis zit, en dat de knikkers er dus volkomen ongehinderd doorheen kunnen vallen. En dat is een zeer belangrijke eigenschap voor powercords.
Ground Noise Dissipation
Ground Noise Dissipation is een gepatenteerd proces dat is bedacht door Garth Powell, de man die bij AudioQuest verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van alle nieuwe stroomproducten. Hij paste het voor het eerst toe in zijn Niagara Power Conditioners, en nu dus in de powercords, om optimaal gebruik te kunnen maken van die Power Conditioners. Het mooie is echter dat je er tot op zekere hoogte ook van profiteert wanneer je de nieuwe powercords van AudioQuest niet op een Niagara product aansluit.
Goed dan, to the point: waarom moeten we ons druk maken over Ground Noise? Wat is het en hoe komen we er vanaf? De meeste hifi liefhebbers die op een zeker niveau met hun hobby bezig zijn weten wel dat ons lichtnet vervuild is. Omdat het op grote schaal gebruikt wordt om communicatie over te versturen, en omdat voedingen in allerlei grote en kleine apparaten storing afgeven. Als je een zgn. Noise Sniffer op een stopcontact aansluit kun je die storing hoorbaar maken als een hard brommend geluid. Toch is deze niet zo breedbandige vorm van noise vrij eenvoudig te bestrijden. De meeste transformatoren in hifi-apparatuur houden er al een groot deel van tegen. Het echte probleem zit hem in het sterk toegenomen aantal externe bronnen, die een véél breedbandiger stoorspectrum afgeven.
We hebben het dan over ElektroMagnetic Induced (EMI) storingen en Radio Frequency Induced (RFI) storingen. Enerzijds hebben we de relatief lange golflengtes, zoals FM en AM radiozenders (een probleem dat afneemt omdat steeds meer radio via de kabel of het internet gaat) en anderzijds zeer korte golflengtes, zoals van satellietzenders, GSM masten met 4G en straks ook 5G, Wi-Fi en Bluetooth. Dat is de gemeenste en moeilijkst te bestrijden vorm van noise. De golflengtes zijn zó klein dat ze door kieren in hifi-behuizingen in de schakeling terecht kunnen komen. Maar ze doen het voorál heel goed via de afscherming en de aarding van kabels. Want op die golflengte is elk geleidend stuk metaal een antenne. Dan zou je denken dat een goed afgeschermde kabel die storing naar de aarde afvoert, en klaar is kees, maar zo werkt het jammer genoeg niet meer. Wel bij lagere frequenties, zoals de al eerder genoemde FM em AM. Maar hoe hoger de frequentie hoe groter het probleem van de inductie. En dán hebben we het dus over Ground Noise. Stoorsignalen met een hele hoge frequentie komen via inductie namelijk tóch vanuit de afscherming terecht in de ‘afgeschermde’ signaalgeleider, en zo dus alsnog in het analoge deel van je hifi-apparaat. En daar veroorzaakt deze noise onder meer Transient InterModulation vervorming (TIM), waarvan je alleen maar hoeft te onthouden dat ons oor daar zeer gevoelig voor is.
Daarnaast veroorzaakt het een effect dat ‘noise masking’ wordt genoemd. Dat betekent dat het noise-component in het signaal, dat qua luidheid typisch beneden de -50dB ligt, bij een schoon audiosignaal - dat soms wel een dynamisch bereik heeft van meer dan 100dB - een deel van het signaal maskeert. Deze vervorming is niet theoretisch, maar gewoon meetbaar, en hij hindert ons bij het waarnemen van zeer kleine nuances in het audiosignaal. En dat is nét het stukje van het signaal dat ons bijvoorbeeld vertelt of we naar een Stradivarius viool of naar een goedkoop Chinees jammerplankje luisteren. Beide instrumenten kunnen een E spelen, maar de harmonische structuur van die E kan enorm verschillen, en dat is wat de muziek zijn kleur geeft.
Lezers van HiFi.nl bij de AudioQuest Experience afgelopen najaar
Met andere woorden: die Ground Noise daar willen we vanaf. Enter Garth Powell. Hij bedacht een manier om de ongewenste Ground Noise niet via de aarde van de kabels onze hifi-apparatuur te laten binnendringen, maar juist wordt weggeleid en afgevoerd. Hiervoor maakte hij gebruik van het gegeven dat elke kabel een richtingsgevoeligheid heeft. Daardoor kan hij noise wegleiden van het aangesloten apparaat en via de lichtnet-aarde afvoeren. Elektronen kiezen immers van nature de weg van de minste weerstand. Om dat effectief te laten werken moest elk powercord worden voorzien van een geaarde stekker, dus ook de modellen in de Y en Z-serie die eigenlijk bedoeld zijn voor dubbel-geïsoleerde bronapparaten zoals CD-, DVD- en Blu-ray spelers, streamers en mini-computers. Daarom werken de nieuwe AudioQuest powercords ook het beste aan een geaard stopcontact of (uiteraard) aan een Niagara powerconditioner, maar als je die beide niet hebt profiteer je in elk geval nog van de Zero Characteristic Impedance.
Wordt er nou nog geluisterd?
Het was een hele lap uitleg, en ik snap dan ook heel goed dat niet iedereen hem tot de laatste letter zal uitspellen, maar als je wil weten waaróm de nieuwe powercords van AudioQuest het zo goed doen is het tóch wel interessant leesvoer, denk ik. Maar nu is het luisteren geblazen, want we willen natuurlijk allemaal graag weten ‘what’s in it for us’, nietwaar? Voor de luistertest werden de kabels om beurten aangesloten op mijn PrimaLuna Dialogue Premium HP Integrated buizenversterker. Luidsprekers van dienst waren mijn Kharma Ceramique prototypes, de streaming bron was een via Roon aangestuurde Bluesound Node2 aan een NAD M51 DAC, en een Thorens TD125 verzorgde via een AudioCreative Phonodude de analoge klanken. Alle interlinks waren van AudioQuest, type Water, en de luidsprekerkabels waren AudioQuest Castle Rock. Er is gedurende een paar weken naar heel veel verschillende muziek geluisterd, en daar kwam al een redelijk goed beeld bij naar voren van de prestaties van de kabels, Maar om de vergelijking bij de definitieve luistertest wat eenvoudiger te maken koos ik twee tracks die samen het klankmatige spectrum vrij goed beslaan. Het prachtige Homegrown, van het album Reflections & Odysseys van Rymden (zeg maar het Esbjorn Svensson Trio waarbij de plaats van de overleden Svensson is ingenomen door Bugge Wesseltoft). Deze warme akoestische track geeft veel informatie over kleine dynamiek, ruimtelijkheid en klankkleur. En Thermoplastic Riot Shield van het geniale album Plastic Anniversary van Matmos. Bij deze (overigens nogal weirde) elektronische track gaat het over druk, snelheid, ruimtelijkheid en diep laag. De nieuwe powercords waren allemaal 2 meter lang en ingespeeld.
AudioQuest NRG-Y3
De AudioQuest NRG-Y3 is de opvolger van de NRG-X3 uit de vorige serie. Hij is opgebouwd uit semi-massieve geleiders van LGC (Long Grain Copper) en daar zit ook nog een verzilverde, richtingsgevoelige afscherming omheen met een drain-wire die de Ground Noise via de aarde moet afvoeren. Deze kabel is vrij soepel en de IEC connector is lekker klein van diameter, waardoor de kabel ook past op plaatsen waar de ruimte beperkt is, bijvoorbeeld bij de Devialet Expert modellen. Ten opzichte van mijn eigen AudioQuest NRG4 klonk de track van Rymden een stuk ruimtelijker en gedetailleerder. Er kwam een bepaalde ‘zachtheid’ in het geluid die heel prettig was, en die me dieper in de mix liet luisteren. Met name de subtiliteit in het drumwerk van Magnus Öström kwam beter uit de verf, en het basspel van Dan Berglund won aan kracht. Bij Matmos viel op dat de dynamiek flink toenam. De geluiden hadden kortere start- en stoptijden en ze stonden duidelijker afgebakend in de ruimte. Ook hier viel de toename van de druk in het laag op. Het kwam er dus tot mijn lichte verbijstering op neer dat deze kabel, die ruim 230 euro minder kost dan de NRG4, al beter presteerde. Dat beloofde wat!
AudioQuest NRG-Z3
De AudioQuest NRG-Z3 is gemaakt van semi-massieve geleiders uit Perfect Surface Copper (PSC). Hij is net als zijn kleine broer voorzien van een verzilverde, richtingsgevoelige afscherming met een drain-wire die de Ground Noise via de aarde afvoert. De NRG-Z3 is de opvolger van de NRG-2 uit de vorige serie. Hij is een klein beetje stugger dan de NRG-Y3, maar soepel genoeg, en eveneens voorzien van de extra compacte IEC connector.
Bij Rymden viel op dat de AudioQuest NRG-Z3 levendiger klonk dan de NRG-Y3. Ondanks dat het een vrij droge opname is was er meer galm om de instrumenten te ‘zien’, en de piano van Bugge Wesseltoft liet aanzienlijk meer klankkleur en textuur horen. Een intensere beleving was het prettige gevolg. Bij Matmos nam de focus toe, waardoor ik het gevoel had dat ik de verschillende geluiden in het verder naar voren komende geluidsbeeld vast zou kunnen pakken. Het beeld kwam niet alleen verder naar voren, maar strekte zich ook verder naar achteren en naar de zijkanten uit. Het plaatje was duidelijk groter geworden en ik zat er meer in. Het verschil met de NRG-Y3 pakte groter uit dan ik had verwacht, en dat is voor powercords vrij uitzonderlijk kan ik uit ervaring zeggen. Vaak moet je best goed luisteren om de verschillen te kunnen duiden, maar hier was het verrassend eenvoudig.
AudioQuest Monsoon
De startkabel (vergeef me deze woordspeling) in de Wind serie. Dit is qua prijsniveau de opvolger van mijn eigen NRG-4, maar qua prestatie was die al weggespeeld door de goedkoopste kabel in deze luistertest, weet je nog? De Monsoon heeft luxere connectoren, die overigens net zo slank zijn als die aan de NRG serie. Hij is wél een stuk dikker dan de NRG-Z3 en dus ook stugger. Daarom is hij wat lastiger in de omgang achter een krap geplaatste set, maar gelukkig heb ik daar met mijn open Creaktiv meubel geen last meer van. De aanzienlijk dikkere geleiders van de Monsoon bestaan voor een klein deel uit Long Grain Copper (LGC), maar vooral uit Perfect Surface Copper Plus (PSC+). Deze kabel is voorzien van het nieuwste Ground Noise Dissipation System. Er zitten vier geleiders in de kabel, de gewone fase en de nul, die omwikkeld zijn met folie en waarbij een verzilverde drain-wire meeloopt. Daarnaast zitten er een gewone groen-gele aardedraad in (de ‘echte’ aardedraad die voor de veiligheid zorgt) en een extra aardedraad die voor de afvoer van de noise zorgt.
De stap in geluidskwaliteit bij het omschakelen van de NRG-Z3 naar de AudioQuest Monsoon is spectaculair te noemen. Bij Rymden kreeg de hele performance meer energie. Ook stonden de muzikanten duidelijker afgebeeld in de ruimte, wat de beleving een stuk emotioneler maakte. In gedachten zag ik Wesseltoft op de pianokruk zitten waar Svensson zo lang zijn vaste plek had, en ik voelde de spanning maar tegelijk ook het plezier dat er in deze opname met de oud-bandleden van het illustere trio zat. Matmos kreeg een bepaalde rust in de weergave die enerzijds ontspannener luisteren mogelijk maakte, maar die anderzijds op geen enkele manier ten koste ging van de kracht en de dynamiek. Er was aanzienlijk meer druk en tastbaarheid, maar het klonk allemaal ook heel vanzelfsprekend. Hier viel voor het eerst op hoeveel textuur er in elektronische klanken kan zitten, alsof ik door een nieuwe bril naar het muzikale plaatje keek en opeens veel meer contouren en details kon zien.
AudioQuest Blizzard
De AudioQuest Blizzard mag gezien worden als de opvolger van de AudioQuest NRG-10, maar hij is net wat goedkoper. Hij heeft geleiders van 100% PSC+ en naast het Ground Noise Dissipation System zoals in de Monsoon is de Blizzard ook voorzien van een DBS (Dielectric-Bias System) module met RF filtering op ‘Black’ niveau. Hij is nog dikker dan de AudioQuest Monsoon, en dus opnieuw wat stugger. Op zich is dat niet erg, maar als je een kort exemplaar van de kabel een kwart slag moet draaien om de IEC connector in een apparaat te steken, dan is het wel even worstelen.
Met de AudioQuest Blizzard achter de PrimaLuna was er opnieuw een kleine toename van de power in de opname van Rymden. Het leek of ik dichterbij de muzikanten was komen te zitten, of eigenlijk dat ik nu zelf deel uitmaakte van de performance. Ik heb vaak achter een vleugel gezeten in de tijd dat ik nog actief muziek maakte, en de energie die zo’n machtig instrument afgeeft was nu ook in de de opname te voelen. Behalve de grotere intimiteit viel ook de betere ‘zichtbaarheid’ van de opnameruimte op. De opname bleek helemaal niet zo droog te zijn als ik dacht, en dat was een aangename verassing, en bewijs dat deze kabel heel veel micro-informatie intact liet. Duidelijker bewijs van de werking van het Ground Noise Dissipation System had ik deze sessie nog niet gehoord. Bij matmos ontstond een bepaalde vloeiendheid die - hoe gek het ook klinkt - deze volledig synthetische muziek een stuk levensechter liet klinken. Misschien moet je net als ik ook vaak achter een synthesizer gezeten hebben om te begrijpen wat ik daarmee bedoel. De directe relatie tussen het spelen van de noot en het horen ervan was nu heel duidelijk.
Conclusie
Dank allereerst aan de geduldige lezer die het hele verhaal tot hier heeft gelezen. Het is veel tekst geworden, maar er was ook veel te vertellen. Bovendien krijg je twee artikelen voor de prijs van één, dat telt ook mee, nietwaar? De conclusie is eigenlijk heel eenvoudig, namelijk dat AudioQuest met deze nieuwe powercords een ronduit spectaculaire verbetering heeft weten te bereiken ten opzichte van de vorige series. Zijn die oude NRG powercords daarmee ineens slecht? Zeer zeker niet, maar de nieuwe zijn wel héél veel beter.
Ik heb de kabels voornamelijk aan de PrimaLuna versterker getest, maar toen ik de Blizzard aan de versterker en de Monsoon aan de NAD M51 DAC hing bleek de verbetering cumulatief te zijn. Het voert in het kader van deze recensie te ver om uit te zoeken welke mix-en-match het beste is, en bovendien zal dat per hifi-installatie verschillen, maar experimenteer daar dus vooral zelf mee. De uiterst betaalbare NRG-Y3 zou voor veel muziekminnaars met een hang naar betere weergave al zomaar de inspiratie kunnen zijn om eens op een serieuze manier naar hun stroom te gaan kijken, en dat moedig ik van harte aan. En voor de gevorderde liefhebber is het advies duidelijk: ben bereid om je spaarvarken te slachten. Stroom is het bloed en de hartslag van je hifi. Dáár begint het mee. En AudioQuest snapt dat. Gewoon een keer proberen.