31 januari 2008: bewerkt door Steven Vos
De iPod is het meest gewilde hebbeding ter wereld. Je kunt tegenwoordig bijna geen bus of trein meer instappen, geen drukke straat meer doorlopen en geen fitnesszaal meer binnengaan of je ziet er wel iemand in met witte dopjes in het oor: hét herkenningsteken voor de jeugdige, hippe en hoogtechnologische toonzetters van onze tijd, die zich inmiddels geen raad meer lijken te weten zonder Apple’s muziekspeler op zak.
Rond de iPod is een levendige subcultuur ontstaan. Die beperkt zich niet tot het uiterlijke herkenningsteken van de witte oordopjes: Amerikaanse media maken melding van ipodbezitters die in de trein elkaar hun iPods overhandigen om te kijken wat de ander er voor muziek op heeft staan, en op dansfeesten in Londen geven bezoekers hun iPods aan de DJ zodat hij hun beste muziek in de groep kan gooien. Sommige media refereren aan de generatie die in de late jaren 80 geboren is –degenen die nu de iPod tot grote hoogten opstuwen– als de iGeneration. Dit lijkt een aardige indicatie te zijn voor de grote invloed die Apple met zijn i-producten op de hedendaagse cultuur uitoefent.
Apple was altijd al een merk voor de hippe en creatieve medemens, maar kampte in het verleden met een gestaag dalend marktaandeel in zijn computerverkopen. Inmiddels wordt het bedrijf dankzij de iPod steeds meer tot stralend middelpunt van de begin-eenentwintigste-eeuwse hightech cultuur. Getuige de kwartaalcijfers van juli 2005, zijn er al dik 21 miljoen iPods verkocht. Geen geringe prestatie, zeker niet gezien de gepeperde prijzen waarvoor deze spelertjes over de toonbank gaan.
Geschiedenis
Het succes van de iPod is niet uit de lucht komen vallen. Met de Walkman (1979) gaf Sony het startschot voor een geheel nieuwe klasse van apparaten. Draagbaar, zo compact mogelijk en daarbij elk jaar kleiner. Alleen al Sony verkocht 330 miljoen van deze cassettespelers.
De Discman maakte even later de Walkman digitaal, en de Minidisc maakte digitaal geluid compact. Daarna werd de stap gezet naar de computer.
Het was inmiddels in 1995 toen de bestandsextensie “.mp3” werd gestandaardiseerd en vervolgens hét herkenningsteken werd voor onder MPEG-1 Layer 3 geëncodeerde Cd-muziek. Dankzij de MP3-compressie werd het voor het eerst mogelijk om grote hoeveelheden muziek op de harde schijf op te slaan.
Een paar jaar later verschenen de eerste MP3-spelers op de markt. Ze werkten met Flash (solid state) geheugen, meestal 32 of 64 MB groot. De Rio Diamond was er zo een.
Een speler met 64 MB kon niet meer dan 18 nummers herbergen. Daarbij was de geringe capaciteit nog geen garantie dat het geheugen snel vol te laden was: de toenmalige aansluitingen lieten alleen uiterst trage bestandsoverdrachten toe. Ook was het bedieningsgemak van spelers en computersoftware verre van optimaal.
Een grote verbetering was de komst van harde schijf-gebaseerde portables. EĂ©n van de eerste was de Nomad Jukebox van Creative (halverwege 2000). Dit apparaat was uitgerust met een 6 GB harddisk, koste ruim 1.000 gulden en werkte 4 uur op een batterijlading. Het apparaat was niet volmaakt. Recensenten beklaagden zich over een omslachtige bediening en over, alweer, een langzame bestandsoverdracht. Door de snellere, maar voor 6 GB nog altijd trage USB-aansluiting duurde het wel vijf uur om hem vol te laden met muziek.
Het grootste minpunt moet wel de grootte van het apparaat zijn geweest. De harde schijf was een 2,5”-exemplaar uit de notebook-wereld, waardoor de Nomad Jukebox de omvang kreeg van een flinke Discman.