Tara Labs speakerkabels getest – ‘Van theorie naar prestatie’


Ruud Jonker | 11 augustus 2014 | Taralabs

Kabels worden al geruime tijd kritisch bekeken. Zoekmachines, het internet en de crisis hebben bijgedragen aan de opkomst van de zogenaamde ‘content marketing’. Dat betekent onder andere dat de consument zich niet meer laat ringeloren door reclames en verhaaltjes, maar op zoek is naar geloofwaardige informatie. Wil de kabelbusiness niet volledig onderuit gaan, dan is de weg naar eerlijke en onderbouwde informatie van belang. Zeker omdat voor muziekliefhebbers en audiofielen het onderwerp ‘kabels’ eeuwig voor grote verwarring en discussie zorgt en uiterst controversieel is.

Kabels vormen het riool van de audio-industrie. Wie zich verdiept in de theorie, kan min of meer een verklarend model over de toepassing van kabels afleiden, dat een antwoord geeft op vragen. Uiteraard dekt zo’n model niet alles af, maar zal voor 80% in de buurt van een soort praktisch bruikbare ‘waarheid’ komen. Het is interessant om dit model te koppelen aan deze test van de Tara Labs kabels en daar meteen een uitspraak over te doen op basis van dat model. Tara probeert door middel van serieus uitgewerkte whitepapers bij te dragen aan de juiste beeldvorming over kabels.

Het terrein van audiokabels blijft de mensheid fascineren. Die fascinatie zit aan de kant van het grootste en niet-audiofiele deel van de mensheid, dat moeite heeft om zich in de ondoorgrondelijke psyche van audiofielen en ‘cable victims’ te verplaatsen en het proces probeert te doorgronden dat leidt tot de aanschaf van kabels met de prijs van een middenklasse auto of een Patek Philippe. De fascinatie zit ook aan de kant van de audiofiel, die een rotsvast geloof etaleert en alle schone woorden en beloften van de kabelfabrikant opzuigt als een ontsnapte huishoudspons in een tropisch golfslagbad. Het derde smaldeel van de mensheid met een fascinatie voor elementaire fysica bestaat uit professionele audio-technici, wetenschappers en natuurkundigen, die naast de Zwitserse deeltjesversneller op hun buik liggen en langsvliegende geladen elementaire materie op heterdaad proberen te betrappen. In ieder geval is het muziekminnende echelon van de wetenschappers verenigd in de AES, en die doen wetenschappelijk gefundeerde uitspraken over verschijnselen die samenhangen met beeld en geluid. De AES is feitelijk een van de zeldzame betrouwbare bronnen op het gebied van kabels. Het aantal wetenschappelijk onderbouwde artikelen over dit onderwerp is helaas zeer beperkt. Dat is enigszins verklaarbaar. Veel AES-leden zijn professionele technici en daarvoor zijn kabels een ‘non-issue’. De meeste kabelfabrikanten zijn geen wetenschappers en durven hun beweringen simpelweg niet te laten challengen door wetenschappers. Om iets zinnigs te kunnen zeggen over kabels, bieden de AES-artikelen en enkele andere publicaties derhalve het enige houvast. Het is dus interessant om enige opmerkingen te maken over kabels, zonder zelfs maar te suggereren dat dit het hele verhaal is…

De interface als geheim
Wat naar voren komt in alle serieuze publicaties over kabels, is dat de kabel gezien moet worden als onderdeel van de interface tussen twee apparaten. Dat betekent simpelweg dat het resulterende geluid (dat is altijd het beoogde eindresultaat en hetgeen we waarnemen) een optelsom is van de eigenschappen van het zendende apparaat, de kabel, de eigenschappen van het ontvangende apparaat en de specifieke wisselwerking tussen deze drie. Dat betekent dat er nooit alleen naar een kabel wordt geluisterd, dat kabels dus feitelijk nauwelijks getest kunnen worden en dat vergelijkende kabeltesten lijken op tendentieuze onzin. Als voorbeeld dient de kabelverbinding tussen een versterker en een luidspreker. Het resultaat van ‘wat de kabel doet’ is zichtbaar te maken door het weergeven van de frequentiecurve, met als nulmeting een denkbeeldige rechtstreekse verbinding tussen de versterker en de luidspreker. De luidspreker is een frequentie-afhankelijke complexe impedantie, die reageert met de reactieve componenten van de versterker en de kabel. Omdat luidsprekers, versterkers en kabels verschillen in hun eigenschappen, ontstaat bij elke nieuwe combinatie van deze drie een andere frequentiecurve. Die is onvoorspelbaar, tenzij er een complex mathematisch model wordt samengesteld om deze te berekenen. Dit gegeven verklaart grotendeels de gemeenschappelijke ervaring van audiofielen, collega-recensenten en muziekliefhebbers met kabels. Dezelfde kabel geeft in de ene set uitstekende resultaten en valt in de andere set zwaar tegen. Sprekend over de ideale match ziet deze er als volgt uit: kabels met een lage inductie, een versterker met een lage-inductie-uitgang en een hoge dempingsfactor die frequentie-onafhankelijk is. Het eindresultaat is een zeer lineaire frequentiecurve. Vraag dus zo’n ideaal hifi-setje aan uw dealer. 

Het bovenstaande model geeft een werkbare verklaring waarom iedereen altijd eigenschappen zoals ruimtelijkheid, dynamiek, detaillering en klank aan kabels toewijst. Iedere masteringtechnicus die met een grafische equalizer werkt, weet dat je vrijwel elke vorm van (op psycho-akoestiek gebaseerde) ruimtelijkheid, dynamiek, detaillering, klank en andere eigenschappen kunt manipuleren door zeer subtiele ingrepen in de frequentiecurve. Zo werkt het ook met de interface tussen twee apparaten. Er ontstaat daardoor een frequentiecurve met een bepaalde vorm. Die bepaalt, onder andere door maskingeffecten, hetgeen wij horen. Vervolgens worden die waargenomen eigenschappen automatisch en grotendeels ten onrechte toegewezen aan de kabel. Maar, in werkelijkheid is het die optelsom van de interactie tussen de drie. Afhankelijk van de frequentiecurve die ontstaat, klinkt het geheel wat ruimtelijker, is de stem voller of ijler, is het laag krachtiger, horen we meer of minder detail – enzovoorts. Het is dus wat de frequentiecurve (deels psycho-akoestisch) met ons doet. In werkelijkheid zijn eigenschappen als dynamiek, detaillering, klank, ruimte en de niveaus van hoog, midden en laag dus absoluut geen eigenschappen van kabels. Ooit een kabel gehoord die ‘dynamischer’ is? Wat zou je dan ontwerptechnisch moeten doen om een dynamischer kabel te bouwen? Een identiek verhaal als het bovenstaande geldt voor de interface met interlinks. Alleen spelen daar weer iets andere eigenschappen van de drie interface-componenten een rol. Weerstand is hier belangrijk. Alle fatsoenlijk ontworpen interlinks klinken in de praktijk nagenoeg identiek. Het is zelfs mogelijk om de interface-eigenschappen tussen twee apparaten zodanig te kiezen, dat er geen enkel verschil waarneembaar is tussen interlinks. De constructie van de kabel heeft invloed op de (eind)frequentiecurve als ‘derde deel’ in de eerder genoemde wisselwerking. De kabelconstructie bepaalt namelijk de waarden van LRC vanuit de ‘lumped lines’ theorie en de impedantie vanuit de transmission-line theorie. 

Verklarende theorieën

Hoe zit het nou met al die verhalen over geleiders, kristalovergangen, kabelresonanties, windingen, draaddikten, isolatoren en andere ‘verkoopargumenten’ waar fabrikanten ons graag mee confronteren? Er zijn minstens twee hypothesen die daar iets over zeggen. De theorie over kabels vertelt onder andere het volgende: Elektronen gedragen zich identiek in alle geleidende materialen. Energie wordt niet overgedragen door die bewegende elektronen. Dat maakt een einde aan de simpele veronderstelling dat energie via de luidsprekerkabel zich verplaatst als een elektronenstroom die via kristalovergangen, tunnels en andere vehicles door zo’n kabel raast. Volgens de theorie is te berekenen dat de elektronen in een gemiddelde luidsprekerkabel een snelheid hebben van 0.01 mm/seconde. Schiet lekker op als je de hele negende symfonie moet uitzitten. Volgens dezelfde theorie ontstaat er als gevolg van de oppervlaktelading bij zo’n kabel een elektrisch veld buiten (en ook binnen) de kabel. Omdat er stroom door de kabel loopt ontstaat buiten de kabel een magnetisch veld. Door de combinatie van het magnetische en elektrische veld buiten de kabel wordt de energie getransporteerd met de snelheid van het licht. Die snelheid geldt voor een diëlectrische constante van 1. Bij een hogere waarde neemt deze snelheid af.

Deze theorie relativeert dus claims over materialen, geleiders, kristalovergangen enzovoorts. Maar, binnen dezelfde theorie worden kabels gezien als zogenaamde transmission lines. Het gaat te ver om dat helemaal uit te leggen, maar binnen het gedachtegoed van de transmission line zijn sommige van die claims te verklaren. Het zogenaamde wavefront produceert namelijk een ‘loss field’. Dat loss field beweegt zich voor een deel ook door de elektrische geleider. Dat betekent dat hier de eigenschappen van de geleider een rol gaan spelen. De snelheid van het verliesveld hangt namelijk theoretisch samen met onder andere de conductiviteit. Er is ook een relatie tussen de frequentie en de diameter van de geleider met als resultaat energie-opslag en veranderingen in het tijddomein. Daaruit zijn (theoretisch) verschillen in de transiëntstijlheid te verklaren. Ook effecten van de zogenaamde ‘copper boundary structure’ en het skin effect spelen hier (theoretisch) een rol. Degenen die kabels verkopen en het hebben over materiaalzuiverheid, kristallen, materiaaldiameter, geleiders, tijdverschillen, kabelresonanties en storage vinden theoretische onderbouwing in de transmission-line theorie. Het probleem is alleen dat er onvoldoende bewijs (theoretisch en praktisch) is dat daar hoorbare statistisch significante verschillen uit voortkomen.

Zoals het goede geleerden betaamt, is er ook een theorie die bewijs aandraagt voor de stelling om kabels (korte kabels voor audio) niet te beschouwen als transmission lines. Zij stellen dat de benadering van korte kabels die audiofrequenties voeren vanuit de transmission-line theorie tot fouten aanleiding geeft. Ze zien kabels derhalve als zogenaamde ‘lumped lines’. Een kabel is dan gewoon een netwerkje van inductie, weerstand en capaciteit. Dit sluit aan bij de praktische ervaringen in de luisterruimte. De drie belangrijkste ‘eigenschappen’ van een kabel, die in de gewone dagelijkse praktijk een waarneembare rol spelen zijn inductiviteit, weerstand en capaciteit (LRC). Binnen de eerder beschreven ‘interface’ leidt de wisselwerking van deze eigenschappen tot kleine waarneembare verschillen, als gevolg van kleine veranderingen in de frequentiecurve. In ieder geval is er nauwelijks tot geen wetenschappelijk of statistisch significant bewijs dat al die verschillende kabelontwerpen invloed hebben op de pure natuurkundige transmissie van audio-frequenties. Het is wel meetbaar dat het ontwerp van een kabel de LRC-waarden bepaalt. Echte professionele kabelmerken, zoals Tasker en Belden, publiceren die waarden ook gewoon in de catalogus. Maar, er is voor zover bekend geen enkel bewijs dat elektronen zich niet identiek zouden gedragen in verschillende geleidende materialen. Alle claims dat kabelontwerpen invloed hebben op de transmissie van elektronen en dat dit tot hoorbare resultaten leidt, dienen dus voorzichtig benaderd te worden. Uit al die theorie volgt dat (alle fatsoenlijk ontworpen) kabels binnen het audiobereik vrijwel identiek presteren, dat kabels het geluid niet kunnen verbeteren en dat het wisselen van (fatsoenlijk ontworpen) kabels resulteert in zeer kleine en net waarneembare verschillen.

Betere en minder goede kabels
Zijn er dan geen betere en minder goede kabels? Dat vraagt om een definitie van ‘beter’ en ‘minder goed’. De betere kabel is de kabel die binnen een bepaalde interface een zo recht mogelijke frequentiekarakteristiek produceert (feitelijk wat de luidspreker produceert in een dode ruimte). De ‘beste’ kabel is dus, afhankelijk van de situatie (interface) elke keer een andere. Maar, vanuit de transmission line theorie en de ‘lumped circuit’  benadering zijn er wel een paar do’s en dont’s voor kabelfabrikanten. Dat is een lijstje met ontwerpsuggesties die maken dat een kabel net even universeler past binnen een reeks van verschillende interfaces, oftewel zo min mogelijk schade veroorzaakt. Een kabeltest zou als uitgangspunt dit lijstje moeten hebben. De eigenschappen van een kabel die zorgen voor het ‘universeler zijn’ verschillen uiteraard voor luidsprekerkabels (ook nog voor elektrostaten en dynamische systemen) en interlinks.

Maar, kabelfabrikanten zijn oneindig in het bedenken van technieken die zogenaamd tot spectaculaire gehoormatige verbeteringen aanleiding geven. Klopt, vanuit de theorie zijn er heel veel variabelen denkbaar die een rol kunnen spelen. Er is alleen geen enkel bewijs dat die leiden tot zelfs maar hoorbare verschillen. Een aantal zeer gewaagde technieken leidt soms wel tot daadwerkelijk waarneembare problemen. Sommige kabels met laagjes over het koper geven een heel gemeen en agressief geluid aan het natuurlijke hoog. Een ander voorbeeld is de fase. Deze opmerking wordt hier gemaakt met de nodige terughoudendheid, want het is niet 100% zeker dat het zo werkt. Wat kabels (mogelijkerwijs) doen is de fase veranderen als gevolg van het veranderen van het signaalniveau. Dat is misschien ook weer een reden dat kabels (zeer subtiele) geluidsmatige verschillen veroorzaken. Feitelijk vertoont zo’n kabel dus FM (frequentiemodulatie) en er ontstaat een effect dat lijkt op digitale jitter. Of al die effecten ook hoorbaar zijn binnen de audioband is de vraag. Maar, het zet weer vraagtekens bij kabels die ‘de fase corrigeren’. Hoe weet zo’n kabel nou met hoeveel graden de fase bij welke frequenties moet worden gecorrigeerd? Er al van uitgaand, dat de korte kabels in audioland iets doen met de fase.

Waarom is die ‘lumped circuit’ theorie zo interessant? Omdat die het meeste houvast biedt. Dat heet ‘empirisch bewijs’ (bewijs uit de werkelijkheid). Er is hier nog nooit een kabel geweest die het geluid ‘verbetert’. Het gaat altijd om zeer kleine en net waarneembare verschillen, ongeacht de prijs, het materiaal, de constructie en anderzijds. Zeer waarschijnlijk voor het grootste deel terug te voeren op de (subtiele) werking van LRC binnen de interface. Dat maakt de kabel-issue niet onbelangrijk, maar wel een redelijk marginale factor in de bouw van audiosystemen. Akoestiek en de primaire match tussen de versterker en de luidsprekers zijn van veel groter belang. Het feit dat er kabels zijn die net even universeler passen in een audiosysteem, maakt het voor de consument nog steeds aantrekkelijk om zulke kabels te zoeken en aan te schaffen. Dat zijn namelijk de kabels die de weergave van de werkelijkheid het minst in de weg staan. 

Tara Labs

Dat werpt natuurlijk meteen de haast extentialistische vraag op of de Tara Labs kabels universe(e)l(er) zijn, onze fraaie opnamen niet om zeep helpen en dus waard om gekocht te worden. Tara Labs is volgens zeggen een van de grootste kabelfabrikanten ter wereld. Zoals het de betere kabelfabrikant betaamt, leveren zij een serie whitepapers waarin op fatsoenlijke en begrijpelijke wijze wordt uitgelegd welke natuurkundige principes ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van de kabels. Zo staat in de whitepapers dat Tara Labs herkent dat het bij kabels om zeer subtiele verschillen gaat en dat de resultaten met kabels systeemafhankelijk zijn. Oké, ‘now we’re talking’. Zij ontwikkelden een testmethode om de lineariteit van de frequentieschaal te relateren aan de impedantie. Feitelijk bedoelt Tara Labs de invloed van de inductieve reactantie. Volgens Tara Labs hangen de ‘rise time’ en fase-coherentie hiermee samen. Die bepalen of een luisteraar het geluid live vindt klinken of dat er een ‘reproductie’ klinkt. De input van de test wordt gevormd door kabels met verschillende configuraties van de geleiders. De afmetingen en de grootte van de geleiders bepalen dus de prestaties.

Om een lange uitleg kort te maken heeft Tara Labs gevonden dat de constructie van de geleiders bepalend is voor de elektromagnetische flux (= doorstroom). Een grotere waarde hiervoor leidt tot een minder lineaire frequentiecurve. De eindconclusie van Tara Labs is dat een kabel met dunnere en ruimtelijker geplaatste geleiders meer lineair klinkt. Tara Labs is dus geen voorstander van zogenaamde ‘stranded cables’ (kabels uit meerdere ‘draadjes’ opgebouwd) en al helemaal niet als deze dicht op elkaar gebundeld zijn. Volgens Tara Labs speelt deze ontwerpoverweging een grotere rol dan wat isolatiematerialen doen. Over geleiders komen ze met hetzelfde verhaal dat we kennen van andere fabrikanten. Heel zuiver koper of zilver met zo min mogelijk storende materiaalovergangen. Door de geleiders goed te produceren, neemt de conductivity toe en neemt de ‘specifieke’ weerstand af. Het is maar de vraag of deze relatie bestaat en vervolgens of er dan enige waarneembare invloed is op het geluid. Het isolatiemateriaal van een kabel speelt ook een rol. Het elektromagnetische veld heeft een interactie met deze isolator en daardoor wordt energie opgeslagen en later weer vrijgegeven (dielectric absorption). Tara Labs beschrijft dan zowel de problemen met Teflon als met PVC. Hun alternatief heet aero-PE. Dat materiaal heeft weinig last van ‘opslag-effecten’ en zorgt dus voor een zo neutraal mogelijk klinkende kabel. Hoewel uit de ervaringen met kabels in de luisterruimte enig empirisch bewijs is ontstaan dat de isolator een waarneembare invloed heeft, worden een aantal andere beweringen omvergehaald door de theorie die zegt dat je (audio)kabels niet moet verklaren vanuit de transmission line theorie. Die is voor korte kabellengten en zeker binnen het audiobereik onbetrouwbaar. Aan de andere kant is er wetenschappelijk bewijs dat de diameter van een kabelgeleider wel degelijk een hoorbaar effect heeft.

Tara Labs RSC-Air

Het laatste whitepaper van Tara Labs is interessant, omdat het aansluit bij de praktijkervaringen in de luisterruimte en bij de theorie die kabels beschouwt als lumped lines. Tara beschouwt een kabel hier als simpel LRC-filter en merkt op dat de inductance een belangrijke factor is. Deze inductie is afhankelijk van de vorm, diameter en configuratie van de geleiders en heeft een hoorbare invloed op de frequentiekarakteristiek. Ook merkt Tara Labs op dat de kabelperformance onderdeel is van de interactie binnen de interface. Tara Labs beschrijft de relatie tussen de waarden voor LRC en de mate van universeel zijn van zo’n kabel. Als LRC bepaalde waarden heeft, dan is zo’n kabel steeds minder een geluidsbepalende factor. De baseline is dat Tara Labs, door de specifieke constructie van de kabels, zo universeel mogelijk inzetbare kabels wil bouwen. Voor (een gedeelte van) wat Tara Labs hier beweert zijn dus overeenkomsten te vinden in wetenschappelijke artikelen en het wordt ook onderbouwd door praktijkervaringen in de luisterruimte. 

Een nieuw whitepaper met betrekking tot de Tara Labs RSC-Air-cables, bouwt voort op de hierboven besproken problemen met isolatoren en absorptie. Die problemen kun je oplossen door geleiders te voorzien van een ‘luchtisolatie’. Daarin staat Tara Labs niet alleen, want er zijn enkele andere merken die dat ook doen. Als een geleider omhuld wordt door lucht, is er geen ‘storage’ in de isolator, die even later uit fase weer losgelaten wordt. Zo’n kabel vervormt of kleurt dus minder en zal waarschijnlijk een minder blubberige en problematische weergave van lage tonen hebben. Luchtisolatie ontstaat door een draad met een rechthoekige doorsnede in een cilindrische isolator te bevestigen (de Rectangular uit RSC).

Testen

Het voorgaande verhaal is uiteraard een zeer beperkte samenvatting van zowel de algemene theorie als van de denkbeelden die Tara Labs communiceert. Maar, er zijn audiofielen en technici die dat allemaal op een rijtje kunnen krijgen en begrijpen hoe een goede kabel in elkaar steekt. Zij bouwen vaak zelf kabels, of selecteren uit het marktaanbod de kabels die het dichtst bij dat theoretische ideaal komen. Zulke kabels zijn zelden de producten die met hoge snelheid en met kilometers tegelijk uit de extruder komen en het leeuwendeel vormen van het marktaanbod. De kabels die het beste presteren worden door handige audiofielen en technici zelf gebouwd, of zijn te vinden bij sommige fabrikanten die niet doelbewust compenserende kabels bouwen, die bijvoorbeeld het laag en hoog opwaarderen of allerlei problematische tekortkomingen in luidsprekers en elektronica verbloemen. Feitelijk stemt het tot nadenken als fabrikanten tientallen verschillende typen kabels leveren. Er is dan altijd wel een kabel die binnen de meest idiote (en foute) combinaties van apparatuur matched. Fabrikanten met veel minder kabels in de aanbieding hebben vaak kabels die universeler toepasbaar zijn. Verbeteren zulke kabels dan het geluid? Nee, ze brengen simpelweg minder schade toe, oftewel ze hebben (iets) minder invloed op het gebeuren binnen de interface.

Tara Labs Omega Gold

Als je dat dan allemaal weet, dan kun je natuurlijk een super kabel bouwen? Helaas lukt dat niet helemaal. Bepaalde gunstige ‘bouwtips’ staan haaks op elkaar. Als de ene eigenschap van een kabel optimaal is, lukt dat veel minder met een volgende eigenschap. Elke kabel is dus (helaas) een soort compromis.

Luisteren
Over kabels moet je niet praten, ze zijn om naar te luisteren – maar feitelijk wil je ze niet horen. In de luisterruimte zijn aanwezig de RSC AIR 1EX (interlink RCA), de RSC Prime M1 (interlink XLR), de RSC Prime 800 luidsprekerkabels, de RSC Prime M1 luidsprekerkabels en de speciaal voor deze review in de States gemaakte Omega Gold luidsprekerkabels en de Zero Gold interlink. Er is geluisterd met een voor de gelegenheid opgebouwd systeem, met een absolute ‘stellar’ performance. Alle componenten zijn zo lineair en neutraal mogelijk. Aan de kant van de bron betekent dat de inzet van een professionele broadcast/studio cd-speler van Sony. Metingen op de Audio Precision laten een volledig rechte lijn zien van 20Hz tot 20k voor de -10dBFS sinus sweep en een griezelige gelijkheid tussen beide kanalen. Die meettechnische perfectie geldt ook voor de playback squarewave van 400Hz bij -10dBFS. Ook de THD+N over het hele frequentiebereik is zeer laag en constant. Zo’n machine is dus superieur aan de meeste consumer cd-spelers en dat is onder andere waarneembaar aan de neutrale weergave en communicatie van in de opname aanwezige klank. Wat is het referentiekader om te luisteren en te vergelijken? Uiteraard geen andere kabels, versterkers, luidsprekers of zogenaamde ‘referentiesystemen’. Dat is een zinloze benadering. Er is een gelegenheidssysteem samengesteld dat geluidsmatig enigszins in de buurt van de realiteit komt. Dus, wat gebeurt er als de Tara Labs kabels de plaats innemen van de kabels die in dit systeem bijdragen aan een zo natuurlijk mogelijke en realistische weergave? Welke overeenkomsten en verschillen zijn er dan in vergelijking met hoe zo’n opname in het echt heeft geklonken? Die conclusies moeten uiteraard zeer voorzichtig worden benaderd. Als zo’n Tara Labs kabel behoorlijke veranderingen teweegbrengt, dan hoeft dat niet noodzakelijkerwijs iets te zeggen over die kabel, maar het is niet een erg goed teken.

Tara Labs Prime 800

Voor de beoordeling is onder andere geluisterd naar het Concerti grossi op.6 van Händel (Combattimento Consort Amsterdam/de Vriend/Challenge CC72570). Hoe zoiets in werkelijkheid klinkt staat bij muziekliefhebbers met live-ervaring letterlijk in hun kop gebeiteld. Deze opname is ‘killing’ voor audiosystemen. Je kunt per bit aangeven waar de afwijkingen met de realiteit zitten als er kabels, versterkers en cd-spelers uitgewisseld gaan worden. Hier komen de luisterimpressies.

De apparatuur werd aangesloten met de RSC AIR 1EX interlinks en de Prime 800 luidsprekerkabel. Deze set kabels doet vrijwel exact wat op basis van het Tara Labs ontwerp te verwachten valt. De gehoormatige afwijking binnen het systeem is marginaal. Er is geen enkel verschil in dynamiek, de fenomenale detaillering, de ruimtelijke weergave en de focussering. Dat kan ook niet, want deze eigenschappen zijn niet ‘des kabels’.  Er is een subtiel verschil hoorbaar binnen de frequentiecurve. Het middenlaag is marginaal minder aanwezig. Het psychoakoestische effect is dat stemmen en instrumenten in het midden iets minder body hebben. Laat het vooral duidelijk zijn dat het hier gaat om ‘shades of grey’, dus nauwelijks waarneembare verschillen. De bottomline is dat de kabels de ‘magic’ van het systeem niet om zeep helpen. De prestatie blijft zeer goed. 

Bij de volgende stap werd de Prime 800 vervangen door de Prime M1. Het verschil is marginaal. Dat klopt ook, want goed ontworpen kabels veroorzaken onderling vrijwel geen verschillen en ook nauwelijks verschillen met andere goed ontworpen kabels. De Prime M1 laat iets meer van het middenlaag horen. Daardoor krijgt ook het middengebied een streepje meer ‘body’. Ook hier weer een uiterst subtiel verschil.

Tara Labs Prime M1

Vervolgens het pièce de résistance in de vorm van de Tara Omega Gold luidsprekerkabel. Een viertal zwarte kabels die vuistdik zijn, met een diameter die de draden van het 380kVolt net ruimschoots aftroeft. Vanwege het inflexibele karakter niet geschikt om in een hifi-meubeltje te proppen. Alleen monoblokken van pakweg 100kg blijven nog net op hun plaats. Dus prima voor dedicated luisterruimten waar ze vrij over de vloer kunnen liggen. Als u nu denkt dat er, plat geïmponeerd door het crisisonvriendelijke prijskaartje, de constructiekwaliteit en het indrukwekkende voorkomen, hier een behoefte ontstaat om te gaan roepen over heftige prestatieverschillen en een mega-performance, dan bent u toe aan een overdosis realistisch denken. Als er echt sprake zou zijn van wereldschokkende verschillen, dan is er iets heel erg fout in het audiosysteem, met het ontwerp van die kabels, of dan krijgt de recensent een setje met 10% korting inclusief een sleutelhanger. Zoals Tara Labs zelf al aangeeft, is er hier weer sprake van een uiterst subtiel verschil.

Tara Labs Omega Gold

De Omega Gold laat iets meer laag horen. Niet in de zin dat het laag ‘harder’ is, maar het gaat marginaal dieper en is iets onderscheidender gedefinieerd. Dat is allemaal niet echt indrukwekkend. Met het bijeffect hiervan kunt u wel thuiskomen en wellicht naar de kabelknaller om zo’n setje aan te schaffen. Door deze kabel is er meer ritmische integratie tussen het laag en de rest van het spectrum en het middengebied klinkt iets natuurlijker. Ook hier is dit effect erg subtiel, maar het maakt dat het verschil tussen weergave en hoe de realiteit ‘klinkt’ weer iets kleiner wordt. Vervanging van de RSC AIR 1EX interlinks met de Zero Gold interlink liet exact zo’n zelfde verschil horen. Een aantal Tara Labs kabels beschikt over het ‘HFX Floating Ground Station’. Dat is een voorziening die RFI/EMI-instraling vermindert en mogelijke hoorbare gevolgen. Heeft u zich wel eens afgevraagd hoeveel instraling je moet hebben voordat zoiets (misschien) hoorbaar is in het geluid?

Conclusie

Niets gevaarlijker dan kabelreviews. Als recensent begeef je je op glad ijs en in de gevarenzone. De sprookjes van Anderson zijn geloofwaardiger dan de meeste marketingfolders van kabelfabrikanten. Hier en daar zijn lichtpuntjes. Tara Labs verdient in zoverre credits dat het ontwerp van hun kabels gebaseerd is op een aantal aantoonbare, in de praktijk werkende en fatsoenlijk onderbouwde uitgangspunten. Ontwikkeld door technici en niet door marketeers, die verantwoordelijk zijn voor een hele generatie audiofielen met misvormde denkbeelden.

Hoewel er in de whitepapers opmerkingen staan waar nog enige discussie over mogelijk is, zijn de kabels absoluut de moeite waard. Grootste verdienste is dat deze kabels nauwelijks onnatuurlijke elementen in het geluid brengen en redelijk universeel toepasbaar zijn. Dat komt wellicht enigszins onderkoeld over, maar er is wel degelijk reden om heel positief te zijn over de Tara Labs producten. De afgelopen maanden zijn er in de hier haast met mathematische precisie samengestelde systemen zeer goede resultaten mee geboekt. Gewoon het simpele feit dat een kabel de kwaliteit van kostbare opnamen en op topniveau presterende audiosystemen niet om zeep helpt. Het is uitermate belangrijk in het kader van een goede systeemopbouw, dat zoiets niet gebeurt in de vorm van ver doorgevoerde foutcompensaties.

Tara Labs Zero Gold

Tara Labs kabels zijn uitermate neutraal, universeel inzetbaar, veroorzaken geen bijgeluiden, rare amplitudeverschuivingen in het frequentiespectrum en andere afwijkingen van een natuurlijk geluidsbeeld. Met Tara Labs koopt u dus een ander product dan de boetiek-kabels van de bekende lawaaimakers. Het advies blijft om vooral zelf te luisteren en te beoordelen wat het systeem, inclusief Tara Labs, doet in vergelijking met de realiteit van stemmen en instrumenten. Het is in ieder geval duidelijk dat de Tara Labs kabels geen belemmering vormen voor de detaillering, focussering, dynamiek, klank, balans en ruimtelijke presentatie van goede audiosystemen en opnamen. Wat kabels doen is trouwens in elk fatsoenlijk audiosysteem hoorbaar. Het is niet waar dat de vermeende eigenschappen van zeer kostbare kabels alleen waarneembaar zouden zijn in een extreem duur systeem. Vanaf deze kant dus een gemeende aanbeveling en het advies om eens te gaan luisteren hoe ‘onhoorbaar’ deze kabels zijn.

Prijzen Tara Labs

RSC AIR 1EX (interlink RCA) € 1.750,- (0,60 meter)RSC Prime M1 (interlink XLR) € 654,- (0,60 meter)RSC Prime 800 luidsprekerkabels € 590,- (2,40 meter)RSC Prime M1 luidsprekerkabels € 1.495,- (2,40 meter)Omega Gold luidsprekerkabels      € 30.000,- (2,40 meter)Zero Gold interlink                  € 17.950,- (0,60 meter)

Importeur: Sound E-motions
Website www.soundemotions.com / Email info@soundemotions.com