Vijfde langspeler in zes jaar, de mijnwerkers graven gestaag. Qua succes misschien nog geen goud gedolven, maar muzikaal is Offshore een voltreffer van jewelste. Daniel Burton pakte het dit keer groots aan, met maar liefst 14 muzikanten. Zes breed uitwaaierende composities, waarvan de helft instrumentaal. Traag, melancholiek en intens op weg naar die grootse climax.
Speelduur en structuur van het album geven aan dat het eigenlijk gemaakt is om op vinyl geperst te worden. Twee maal drie naadloos in elkaar overlopende stukken, twee spanningsbogen van een minuut of 18.
Het album is - heel bijzonder - een uitwerking van een enkele oude song die de band al jaren op het repertoir heeft. De bron, de song Offshore, is te horen op het album Let Us Garlands Bring uit 2002. De verschillende aspecten van dat nummer worden nu uit elkaar getrokken en van verschillende kanten belicht. Resultaat is een werk van klassieke proportie en ambitie, maar voornamelijk gespeeld op een rock instrumentarium, gedomineerd door vervormd rondwaaierende gitaren.
Noem het ambient, postrock, emo of slowcore. Er is een aantal verwante bands in dit idioom actief, zoals Mogwai, Sigur Ros, Godspeed You Black Emperor of Low. Terugkijkend in de muziekgeschiedenis is volgens mij het album Faith van The Cure uit 1981 een mogelijke oorsprong van de hele stroming, en dan moet de lijn naar nu lopen via bijvoorbeeld My Bloody Valentine, Red House Painters en Codeine. Ingehouden somberen, melancholiek voor je uit staren, je door minutenlang aanhoudende drones in trance laten wiegen, op te stijgen door haast ongemerkt opgevoerde spanning, die dan ontaardt in een riff die een metalband niet onwaardig zou zijn. Of in kakofonie, dat kan ook.
Voor de aardigheid heb ik het debuutalbum van Early Day Miners, Placer Found, waar ik in 2000 als een blok voor viel, weer eens opgezet. Toen al diezelfde, in al hun eenvoud meteen ontroerende melodielijnen. Alleen was alles nog aandoenlijk aarzelend. De fluisterstem van Burton amper hoorbaar, maar betoveren deed hij als weinigen. Offshore laat een volwassen geluid horen, zelfverzekerd en krachtig. Niet de meer wavegeorienteerde liedjes die op All Harm Ends Here van vorig jaar de kop opstaken. Offshore is volkomen eenduidig, in een enkele sfeer gehouden, maar laat zich op vele niveaus beluisteren. Als een trip, een impressionistische studie naar verlangen en wanhoop, als eindeloos herhaalde en in elkaar hakende gitaarpatronen, of als het bed van tintelende noise dat net onder de oppervlakte suddert. De subtiele aarzelingen in het roffelende slagwerk. De spanning.
Daarbij helpt het zeer dat het album fantastisch klinkt. Er is flink gesleuteld, onder meer door John McEntire (Tortoise) en naar verluid (niet vermeld) Daniel Lanois. Resultaat is een rijkgeschakeerd, gedetailleerd klankbeeld, zonder dat de power met het badwater verdwijnt. Integendeel. De teksten van de drie, achter elkaar geplaatste vocale stukken zijn somber, vaag en cryptisch, gaan op in de muziek. De beleving maak je zelf, en met de teksten kun je daar mooi iets aan toevoegen. Vocale ondersteuning is er van Kate Long en vooral Amber Webber, die, onvast trillend als Cocteau Twin Elizabeth Fraser, het nummer Return of the Native tot een hoogtepunt maakt.
Aanvullende informatie:
6 tracks, speelduur 37:37
Label: Secretly Canadian SC135
Distributie: de Konkurrent
Website band: www.earlydayminers.com