ARTIKEL

Geschiedenisles: de ontwikkeling van de radio

Theo Vermeulen | 14 december 2016 | Fotografie Fabrikant

Aan hedendaagse audio-apparatuur gaat een lange geschiedenis van ontwikkeling vooraf. Eind negentiende eeuw was een aantal pioniers bezig met toestellen om draadloos radiogolven te verspreiden. De Italiaanse ingenieur Marconi is daar een bekend voorbeeld van. Met de eerste toestellen konden morse seinen draadloos over een grote afstand worden verzonden en ontvangen. Na de uitvinding van de radiolamp ofwel de elektronenbuis, konden ook gesproken berichten en muziek via de ether worden verspreid. En daarna ging het snel.

Boven de deur van zijn ‘studio’ prijkt een bordje met de tekst “Brandt dit licht, dan koppen dicht.” Vanuit zijn woonhuis verzorgt de Friese ingenieur Hanso Henricus Schotanus à Steringa Idzerda op de avond van 6 november 1919 de eerste radio-uitzending in Nederland en stichtte daarmee eveneens de eerste commerciële radio-omroep ter wereld. Niet veel later, in samenwerking met Philips, ontwikkelde Idzerda ook een radiolamp, de Ideezet genaamd, naar de eerste drie letters van Idzerda. Deze lamp kan in massaproductie worden vervaardigd. Nederland is dan een van de eerste landen waar de radio wordt ontwikkeld. Maar daar is wel het een en ander aan vooraf gegaan. In 1895 lukt het de Italiaanse natuurkundige Marconi als eerste om een radioverbinding van enkele kilometers te maken met een zelfgemaakte zender en ontvanger. In het begin wordt radio alleen gebruikt als middel om morsesignalen uit te zenden. Door de uitvinding van de elektronenbuis in 1906 wordt het mogelijk andere geluiden uit te zenden en berichten rechtstreeks in te spreken.

Meerdere omroepen

Er zijn meer partijen die zich bezig houden met de nieuwe ontwikkeling, bijvoorbeeld de Nederlandse Seintoestellenfabriek (NSF), de voorloper van Philips radio afdeling. De NSF maakt onder meer zelfbouw radiotoestellen maar wil ook programma’s uitzenden. Men wil een breder publiek bereiken - meer afzet van toestellen - en met een fabriekszendmachtiging van de NSF wordt de Hilversumsche Draadloze Omroep (HDO) opgericht. Het gevarieerde programma-aanbod slaat aan en het aantal luisteraars stijgt enorm. Deze draadloze omroep zal later opgaan in de AVRO, met name klassieke concerten zijn te horen via de ether.

Er ontstaan dan meerdere omroepen die op niet commerciële basis gaan uitzenden zoals bijvoorbeeld de Katholieke Radio Omroep (KRO) en de Verenigde Arbeiders Radio Amateurs (VARA).

Grote bloei

Vóór de oorlog is Philips al wereldwijd marktleider op gebied van radio’s. Veel populaire toestellen krijgen een bijnaam van de luisteraars zoals ‘het Puntje of Kapelletje, de Plank en het Zonnetje.’ De ‘plank’ is van net na de oorlog, er was een gebrek aan materialen, dus werd de luidspreker en elektronica op een plank gemonteerd en afgewerkt met luidsprekerdoek en klaar.

Na de oorlog komt de radio echt op gang. In 1945 telt Nederland ruim 300.000 toestellen, in 1949 is dat aantal al opgelopen tot 1.337.000 vooral van Philips. Er komen steeds meer familieprogramma’s en muziek. ’s Avonds zitten hele gezinnen rond het toestel verzameld om te luisteren naar bekende series zoals “de familie Doorsnee.” Maar er komen ook steeds meer rechtstreekse concert uitzendingen. Schommelt het aantal leden van de meeste omroepen in 1947 nog rond de honderdduizend, omstreeks 1960, hebben de grote omroepen al tussen de vier- en vijfhonderdduizend leden.

Stereo

Halverwege de jaren ’50 worden de eerste experimenten met stereo radio uitzendingen gedaan via de middengolf zenders Hilversum 1 en 2. Daartoe zijn twee toestellen nodig: één voor het linker kanaal en één voor het rechter kanaal. Wat is er dan te horen? Spectaculair: een stoomtrein rijdt van links naar rechts. Een tenniswedstrijd waarbij de bal van de linker naar de rechter radio wordt geslagen… En natuurlijk muziek met bijvoorbeeld links de piano en rechts de viool. Eind jaren zestig, begin jaren zeventig komen de eerste tuners met stereo mogelijkheid, waarop twee luidsprekers kunnen worden aangesloten. Radiozenders zenden dan al voornamelijk uit via FM, waarbij kanaalscheiding mogelijk is. Dat was bij de ouderwetse AM middengolf pniet mogelijk.

In de jaren zestig worden ook andere dan traditionele luidsprekers ontwikkeld. Een prominent voorbeeld daarvan is de Quad elektrostaat. Géén spreekspoel met conus, maar een flinterdun membraan dat verfijnd precisie geluid voortbrengt. Na de uitvinding van de transistor komen er in groten getale draagbare radio’s op de markt en de eerste transistor versterkers. Audiofielen menen een transistor geluid te horen en zweren bij de buizenversterkers - die inmiddels, met verbeterde technieken, nog immer populair zijn.

PTT

Veel muziekliefhebbers luisteren vandaag-de-dag via bijvoorbeeld een streamer naar internetradio. Er zijn duizenden zenders beschikbaar in verschillende genres en veelal met een hoge streaming, dus hele goede geluidskwaliteit. Niet echt nieuw, want in de jaren vijftig van de vorige eeuw verzorgde de PTT via de telefoonlijn al uitzendingen van betere kwaliteit dan de toenmalige draadloze middengolfzenders. De PTT noemde dat radiodistributie ofwel draadomroep. De set bestond uit een luidsprekerkastje met versterker en een keuze knop met vier kanalen. Ook dat is te zien in het Rotterdams Radio Museum.

Dit museum maakt deel uit van Stichting Rotterdams Radio-hifi-TV-computer-maritiem-elektronica museum opgericht in het jaar 1998. Daar is onder meer de gehele ontwikkeling van de radio te zien, vanaf de eerste radiolamp tot hedendaagse radio’s en de eerste portables. Maar dat niet alleen. Naast de uitgebreide collectie radio’s is er ook een grote collectie grammofoons en bandrecorders en natuurlijk de allereerste cd-spelers, alles overzichtelijk opgesteld. De museumbezoeker krijgt zo een beeld van wat er is voorafgegaan aan hedendaagse high-end stereo apparatuur. Het museum is gratis toegankelijk en geopend van donderdags tot en met zondags van 13.00 tot 16.00 uur.


EDITORS' CHOICE