Eén van de meest toonaangevende jazzartiesten van deze tijd moet toch wel Patricia Barber zijn. De nu 55-jarige vrouw woont al jaren samen met haar partner Martha Feldman in Chicago, is perfectionistisch en geschoold, maar geniet naast haar vele bezigheden ook van de fijnere dingen in het leven. Afgezien van de veelal audiofiele kwaliteiten van haar muzikale producties en ondanks de complexiteit van haar composities is de persoon Patricia Barber erg toegankelijk, zo blijkt uit de open en eerlijke antwoorden op mijn vragen.
Patricia werd op 8 november 1955 geboren in Chicago, Illinois. Muziek was bij haar thuis geen onbekend verschijnsel, want haar vader Floyd Barber speelde saxofoon in de beroemde Glenn Miller Band. Na een studie in klassieke muziek en psychologie en de hang naar het musiceren jarenlang weerstaan te hebben, was het pas in het begin van de tachtiger jaren dat Patricia bewust de keuze maakte om haar jazzgevoel tot uiting te brengen. Dit geschiedde met optredens in de Gold Star Sardine Bar. Het was pas begin jaren negentig dat Barber zelf muziek ging componeren en dat resulteerde in de eerste albums. Haar optredens verplaatsten naar de vermaarde Green Mill Club, waar ze tot op heden wekelijks speelt met haar Patricia Barber Quartet, als ze in de stad is. Haar werk heeft geleid tot vele prijzen en erkenningen, waaronder het in 2003 aan haar toegekende Guggenheim Fellowship en een vaste aanstelling op de University of Illinois in Chicago. Ze heeft al op alle grote plaatsen over de hele wereld mogen spelen en blijft een veelgevraagd artiest. Inmiddels heeft ze vele albums gemaakt en blijft experimenteren met jazz en pianomuziek.
Op 13 juni van dit jaar is Patricia getrouwd met haar vriendin en levenspartner Martha Feldman. Ondanks dat de artieste de contributie van haar seksuele voorkeur aan haar beroemdheid openlijk hekelt, kon ik het niet laten om te vragen waarom ze deze stap waagden in het nog steeds zo puriteinse Amerika. Patricia: “We moesten deze stap nu maken, het voelde goed en juist op dit moment. De staat Illinois heeft dit recht van geregistreerd partnerschap voor homoseksuelen nog wel, terwijl andere staten het recht hebben om deze vorm van partnerschap teniet te doen. Wij allemaal (die interesse hebben in mensenrechten) zijn van mening dat er snel een besluit zal gaan komen waardoor het Federale Statuut dat het homohuwelijk verbiedt zal komen te vervallen. Deze vorm van discriminatie zal gaan stoppen. Wij zelf zijn erg blij om getrouwd te zijn en hebben de ceremonie samen met twee goede mannelijke vrienden gehouden die na vijfendertig jaar samen zijn ook in het huwelijk stapten. Een dubbel feest dus!”
Foto (c) Martha Feldman
Patricia en Martha doceren beiden aan de Universiteit van Chicago. Patricia bezit een Masters Degree in Jazz Pedagogie en geeft ook veel lezingen, masterclasses en zelfs persoonlijke lessen. Op de vraag of zij verschillen zien tussen zichzelf en de ‘jongere generaties’ is Patricia duidelijk. “Ik ben trots en gelukkig om te zeggen dat ik nog geen straatlengte van Martha lesgeef, aan de University Of Illinois/Chicago, kortweg UIC. Mijn studenten zijn erg getalenteerd en slim, ze houden mij dan ook scherp als het gaat om muziek. Ik ondervind in het lesgeven in muziek dan ook weinig verschil tussen mijzelf en de studenten. Musici zijn erg standvastig, in welk tijdperk je ze ook leert kennen, als je het mij vraagt.”
Studenten kunnen Patricia ook bekritiseren, recht in het gezicht zogezegd. Maar in recensies en op fora wordt er natuurlijk ook gepraat over Patricia en haar muziek. Nu zijn meningen en kritiek niet altijd even eerlijk of objectief. Hoe gaat Patricia daarmee om? “Ik veracht – naar ik me kan indenken net als alle artiesten – slechte, ongefundeerde kritieken. Soms zijn deze persoonlijk en stuitend, zonder aanleiding of enige onderbouwing. Dat is mijns inziens ook te wijten aan het wegvallen van echte krantredacties of gespecialiseerde journalisten. Dus ook het internet. Maar ik probeer zulke negatieve zaken dan ook te mijden, zie ik ze of kom ik ermee in aanraking dan tracht ik ze te negeren.”