ARTIKEL

Interview: Steven Wilson (Porcupine Tree)

De progressieve Engelse rockband Porcupine Tree is sinds de oprichting in 1987 uitgegroeid van een eenpersoons undergroundproject tot een volwaardige band die volle zalen trekt. In 2008 was de groep zelfs headliner op de openingsdag van Pinkpop. Porcupine Tree komt graag in Nederland, vandaar ook dat bandleider en frontman Steven Wilson met zijn band in de Tilburgse poptempel 013 neerstreek om een live-dvd op te nemen.

Steven Wilson besteedt veel aandacht aan de geluidskwaliteit van zijn projecten. Over het gros van de moderne producties is hij niet erg te spreken: “Een Porcupine Tree mix ik altijd net iets luider, want hoe je het ook bekijkt, een opname die enigszins is gecomprimeerd klinkt nou eenmaal opwindender. Maar sommige muziek profiteert daar meer van dan andere. En je kunt er in doorschieten. Neem Death Magnetic van Metallica. Ik snap het wel: ze wilden hem vetter laten klinken dan alle andere bands, maar de luisteraar houdt het niet vol om meer dan zestig minuten naar zo’n dwingend geluid te luisteren. Al na een kwartiertje gaat het vervelen, en dan ga je zappen. Ik vind trouwens ook dat veel albums te lang zijn. Dat je tachtig minuten ter beschikking hebt, wil niet zeggen dat je ze ook moet vullen. In de jaren 70 waren de albums lekker kort. Veertig minuten met een natuurlijke pauze halverwege. En in die tijd werd er nog nauwelijks compressie toegepast, dus klonk alles ook veel natuurlijker.â€

“Toen had je ook nog van die mooie conceptalbums. Dat schijnt tegenwoordig niet meer te mogen. Ik wind me soms enorm op over de downloadcultuur en de jukeboxmentaliteit. Mensen hebben geen albums meer, maar playlists. Iedereen stelt als het ware zijn eigen ‘mixtape’samen. Daar is op zich niks mis mee, maar het is niet waar ik destijds voor gevallen ben. Ik werd juist gegrepen door bands die een compleet en afgerond muzikaal verhaal vertellen, zoals King Crimson, Frank Zappa of Pink Floyd. Hoewel het in het vliegtuig of tijdens het joggen best een fijn ding is, ben ik dus geen fan van de iPod. Wat me ergert is dat 95 procent van de hedendaagse muziek in lage resolutie op een iPod beluisterd wordt. People don’t realise the shit they are listening to... Bovendien versterkt de iPod de jukeboxmentaliteit. Ik ken jonge mensen die zeggen dat ze fan zijn van Led Zeppelin. Als je dan doorvraagt blijkt dat ze Stairway to Heaven en Whole Lotta Love in hun playlist hebben staan. Maar een favoriet album kunnen ze niet noemen, en de bandleden kennen ze ook niet. Dan ben je geen fan. Porcupine Tree staat - net als mijn andere projecten - overigens niet toe dat individuele tracks kunnen worden gedownload. Het hele album of niks dus. En over illegale downloads maak ik me ook niet druk. Kids die dat doen waren waarschijnlijk toch niet van plan om mijn muziek te kopen, dus ze gaan hun gang maar. Het geld kan ik missen, en misschien gaan ze daardoor uiteindelijk wel naar goede muziek luisteren.â€

Muziek luisteren

“Mijn leven is behoorlijk hectisch, dus erg veel tijd om er rustig voor te gaan zitten heb ik helaas niet. Ik heb een prachtige set met Monitor Audio-luidsprekers staan, maar in de praktijk luister ik meer in de auto dan thuis. Bovendien maak ik nóg liever nieuwe muziek. Dat is ook de reden dat ik met meerdere projecten tegelijkertijd bezig ben. Ik hou van zoveel soorten muziek dat ik die niet allemaal met één band kan maken. Neem de vrij extreme dronemuziek die ik met Bass Communion maak, met tracks van zestig minuten waarin ik allerlei samples manipuleer. Als ik dat met Porcupine Tree zou gaan doen lopen de fans hard weg [Wilson lacht]. Ik heb meerdere artistieke uitlaatkleppen nodig. Ik ben trouwens dol op ontmoetingen met andere muzikanten. Te lang met dezelfde groep mensen werken beperkt je. Kijk maar naar AC/DC. Die maken al dertig jaar hetzelfde album. Een tof album, maar toch. Juist als professioneel muzikant krijg je de kans om met muzikanten uit allerlei landen te werken. Doe dat dan ook! Het beste voorbeeld daarvan is mijn project Blackfield.

In Tel Aviv ontmoette ik Aviv Geffen, een zeer getalenteerde songschrijver. Zijn Engels is niet erg goed, en hij is geen briljante zanger, maar zijn songs zijn echt ijzersterk. Een prachtige gelegenheid om samen iets te gaan doen. En Israël heeft me verrast. Ik heb er nu zelfs een appartement. Ze zijn daar helemaal gek: elke dag feesten tot diep in de nacht. Misschien komt het door hun geschiedenis vol conflicten, want ze leven hun leven ten volle. En ze zeggen precies wat ze denken. Dat heeft mij, als gereserveerde Engelsman, echt veranderd. Ik heb daar een kant van mezelf leren kennen waarvan ik niet wist dat ik hem had. Ik ben er een beter mens geworden, denk ik. Mijn zelfvertrouwen is mede daardoor gegroeid. Vroeger stond ik tijdens een optreden twee uur naar mijn schoenen te kijken. Nu durf ik met de zaal te communiceren. Natuurlijk speelt tien jaar podiumervaring daar ook in mee, maar ik ben er van overtuigd dat mijn tijd in Israël een positieve bijdrage heeft geleverd.â€


EDITORS' CHOICE