Een DAC (Digital-to-Analog Converter) is een circuit dat je in apparaten zoals cd-spelers, streamers en AV-receivers aantreft, maar dat ook steeds meer als standalone apparaat voorkomt. Feit is dat de DAC een belangrijke invloed heeft op de geluidskwaliteit die je set zal produceren. We hebben er al veel beschreven en getest, tijd voor een uitgebreid achtergronddossier.
Wanneer je te maken hebt met een digitale geluidsbron, heb je een DAC nodig. Zo'n DAC – in het Nederlands ook wel D/A-omzetter genoemd, of digitaal/analoog omzetter – moet immers de digitale gegevensstroom vertalen naar analoog geluid.Â
Dat lijkt op zich allemaal niet zo vreselijk spannend, maar schijn bedriegt. Het is namelijk zo dat er tijdens het omzetten heel wat kan mislopen. Ziedaar één van de belangrijkste redenen waarom er zoveel gehoormatige verschillen tussen de diverse DAC's bestaan.
Praktisch
Naast de gehoormatige verschillen, zijn er bovendien ook wel wat praktische zaken om rekening mee te houden als je een DAC wil aankopen – nog los van alle denkbare soorten en formaten die er op de hedendaagse markt te vinden zijn. Zullen we daar maar eens mee beginnen?
Aangezien een DAC de digitale informatie van al je digitale geluidsbronnen moet omzetten naar het analoge domein, dient hij over de juiste in- en uitgangen te beschikken. Wat de ingangen betreft, heb je de keuze uit zes soorten. Er zijn er nog meer, maar die zijn in regel enkel bruikbaar tussen apparaten van dezelfde fabrikant.
Of ze zijn zo goed als uitgestorven, zoals FireWire. De zes soorten waar we het hier over willen hebben zijn: optisch, coaxiaal, XLR (AES/EBU), I2S, HDMI, USB.
Coaxiaal & Optisch
De optische en coaxiale aansluitingen zijn beiden gebaseerd op het S/PDIF (Sony/Philips Digital Interconnect Format) formaat. Een coaxiale kabel maakt een elektrische verbinding, en heeft aan beide kanten een RCA-stekker. Een optische kabel stuurt echter alleen lichtpulsen door. Er is dan geen elektrische verbinding tussen de twee apparaten. Aan de uiteinden van een optische kabel zitten Toslink stekkers. Feit is dat een optische verbinding geen last heeft van eventuele RF-invloeden en dat deze ook geen brom – voor zover die aanwezig is in het signaal – doorgeeft.
Daarbij is het ook goed om weten dat de doorvoercapaciteit van coaxiale en optische verbindingen zo zijn limieten kent. Stereo signalen tot 96 kHz/24 bit vormen geen probleem, maar meer dan dat krijg je er niet zomaar – lees: technisch zou het wel kunnen, maar het is niet toegestaan – doorheen. Wat surround betreft, krijg je wel nog de oudere Dolby Digital- en DTS-formaten door zo’n kabel geperst, maar de moderne Dolby True HD- en DTS-HD varianten kan een coaxiaal/optische verbinding niet bolwerken.
AES/EBU & I2S
Een AES/EBU verbinding over XLR zou in theorie nog iets beter kunnen klinken dan een optische- of coaxiale aansluiting, omdat het hier om een gebalanceerde verbinding gaat. De voordelen hiervan manifesteren zich echter pas op grotere afstanden – een gebalanceerde verbinding is dan betrouwbaarder –, wat concreet betekent dat ze binnen de huis- of luisterkamer niet beter klinken dan een optische- of een coaxiale verbinding.
De limieten qua doorvoercapaciteit die voor coaxiaal en optisch gelden, zijn hier evenzeer van toepassing. Sowieso komt het AES/EBU formaat niet zoveel voor op consumentenapparatuur. Datzelfde geldt in nog sterkere mate voor de I2S verbinding. Hoewel dit een prima methode is om digitale data te transporteren – omdat de klokdata gescheiden wordt van het eigenlijke audiosignaal - wordt ze in de praktijk nauwelijks gebruikt.