De perfecte opname bestaat niet: op bezoek bij het MCO


Ruud Jonker | 10 augustus 2016 | Fotografie Beeldhouwers

Dit is een herplaatsing in verband met de Hifi.nl Zomerweek: Muziek >>

In februari 2015 waren de winnaars van een door Rhapsody Hilversum en Hifi.nl uitgeschreven prijsvraag te gast in het Muziekcentrum van de Omroep (MCO) aan de Heuvellaan. De bedoeling was om een aantal bezoekers van Hifi.nl kennis te laten maken met de andere kant van high-end audio. Het proces waarbij een opname wordt gemaakt en uiteindelijk als eindproduct in de huiskamers klinkt. De gastheren op deze avond waren Frans de Rond, Harry van Dalen en Michael van Polen.

Het MCO speelt een belangrijke rol in de geschiedenis van de omroep. Het werd in 1929, als Hilversumse villa, in gebruik genomen door de VARA voor de radio-activiteiten en in de loop van de jaren werden er studio’s bijgebouwd. In de negentiger jaren verliet de VARA het gebouw. Vanaf 1995 werd het de thuisbasis van de klassieke radio-orkesten, die behoefte hadden aan studio’s en repetitieruimten. Het huisvest momenteel onder andere het Metropole Orkest, het Groot Omroepkoor en het Radio Filharmonisch Orkest, alsmede de muziekbibliotheek van de omroep.

Studio 2 is de allereerste radio-studio en is een plaats waar historie geschreven werd. Momenteel bevat het MCO studio’s in diverse maten, opnamefaciliteiten, repetitieruimten, vergaderzalen, een restaurant en andere vormen van dienstverlening. Er worden opnames gemaakt, concerten gegeven, er wordt gerepeteerd en er zijn een aantal vaste huurders en gebruikers van de faciliteiten. Voor wie een opnamesessie in gedachte heeft; zijn de studio’s te huur, inclusief verschillende Steinway vleugels.

Excursie
Vanzelfsprekend begon het bezoek met een korte rondleiding door het gebouw. De groep werd zich al snel bewust van de verschillen in akoestiek tussen de studio’s. De kant van de studio, de daarin plaatsvindende processen en de ins en outs van de opnametechniek, zijn bij de meeste muziekliefhebbers en audiofielen volstrekt onbekend. Dat is altijd direct duidelijk als er discussies zijn over programmamateriaal op de cd of de plaat in relatie met audiosystemen. Het thema van deze avond was dan ook dat er eigenlijk niets echt is.

 

Elke opname wordt gekenmerkt door allerlei problemen en er moet dan ook van alles toegevoegd worden. Het bekende ‘concept’ van de superieure opname die simpelweg met twee microfoons is gemaakt, is dan ook onwaar. Soms lukt dat een enkele keer in buitengewoon gunstige omstandigheden. Grote orkesten worden vaak opgenomen met twee hoofdmicrofoons. Daarnaast staan vele steunmicrofoons in de buurt van individuele instrumenten.

Tijdens de mix worden die signalen subtiel toegevoegd aan het hoofdsignaal om een juiste balans te krijgen en per definitie elk instrument waarneembaar te maken in de mix. Het spelen met een natuurlijke balans is problematisch, omdat musici elkaar vaak niet kunnen horen. Dat geldt ook voor buitenopnamen. Daar is geen akoestiek. De werking van een ruimte is noodzakelijk voor musici om elkaar te horen.

Volgens de gastheren, die een ruime ervaring hebben met opnametechnieken, is een goede opname het resultaat van een ingewikkeld proces, waarbij de rol van de producer erg belangrijk is. Het onderwerp tijdens de discussie verplaatste zich naar de sublieme opnamen van vroeger. Miles Davis en Bill Evans werden genoemd als voorbeelden. Harry van Dalen belichtte het geheim achter dit soort klassieke opnamen. Die werden vaak in één ruimte opgenomen, waarbij de musici contact hadden en er een vorm van synergie ontstond.

Volgens Harry is die ‘vibe’ essentieel. Ook speelde men vroeger in balans. Als er een solo werd gespeeld, pasten de andere musici hun volume daarbij aan. Maar uiteindelijk speelde het enorme talent van de musici een belangrijke rol. Ook de invloed van producers en geluidstechnici was en is belangrijk. Opnamen hebben vaak een heel herkenbare ‘signature’ van producers en opnametechnici. Denk aan Rudy van Gelder (Blue Note) en George Martin (Beatles).

Frans de Rond kwam met een anekdote die illustratief is voor de problemen en de hectiek op de opnamevloer. Het gaat om een recording session met onder andere Ilse de Lange en Tony Overwater. Ilse zong en later binnen de track zette de pianist een solo in. Ilse raakte daardoor tot tranen bewogen en was niet meer in staat om het vocale deel te hervatten, ondanks driftige gebaren van Tony. Later verklaarde ze dat ze haar song nog nooit zo mooi had gehoord.

Harry relativeerde vervolgens het begrip ‘echtheid’. Wat is nou echtheid? De klank van opnamen wordt ook helemaal kunstmatig gemaakt. Het is onder andere afhankelijk van de akoestiek, maar ook van de gebruikte apparatuur. Veel grote producers en sound-engineers gebruik(t)en mengtafels en processoren van (Ruppert) Neve. Die hebben een heel herkenbare klank (Harry doelt onder andere op de bekende Neve 1073 EQ-module, die veel historische opnamen een karakteristieke en veelgezochte sound verleende). Wat is dus echt? De holy grail bestaat niet. Frans de Rond belichtte vervolgens de verschillen in denkwijze tussen studio-technici en hifi-mensen. Veel opname-technici en artiesten zijn helemaal niet bezig met hifi-concepten zoals diepte, 3D en geluidskwaliteit. Musici nemen gewoon op en zijn volstrekt niet bezig met die consument die hun plaat draait.

Dat verklaart ook met name het grote aantal uiterst slechte opnamen, die kenmerkend zijn voor beroemde popacts uit het verleden. Als recording engineer denkt je in balans en 2D, aldus Frans. 2D is dan de verdeling van instrumenten binnen de soundstage. Vroeger was er aan de kant van producers helemaal geen contact tussen de studiowereld en de hifi. Dat contact is uiteindelijk ontstaan. Studio-producers en technici gingen luisteren via hifi-systemen en leerden over ‘diepte’, detail en geluidskwaliteit. Frans gaf aan dat diepte in opnamen helemaal niet bewust werd gemaakt. Als het er al was, dan berustte dat op toeval.

De afgelopen jaren heeft hij geleerd om bewust met diepte bezig te gaan en technieken te gebruiken om dat te realiseren. Uiteraard vanwege kontakten met de hifi-wereld. Harry gaf vervolgens aan dat hij omgekeerd ook veel heeft geleerd vanuit de studiowereld. Producten zoals TAD en Magico worden daar gebruikt, maar zijn ook ontwikkeld vanuit de professionele studio-maatstaven. Tenslotte werd aangegeven dat muzikanten een volstrekt andere perceptie hebben van hun instrument dan een studio-technicus en producer. Over een opname is dus altijd discussie.

De opname

In studio 2 van het MCO was de Japanse pianiste Atzko Kohashi aanwezig. Frans de Rond plaatste een aantal microfoons bij de Steinway-vleugel in de bekende klassieke configuraties. Mono, de bekende ORTF-opstelling met Schoeps, een XY en een AB met omni’s. De signalen van al die microfoons werden tegelijk op de digitale multitrack geregistreerd en later in de controlekamer per configuratie afgeluisterd. Elke microfoonopstelling geeft uiteraard een ander resultaat en Frans demonstreerde ook nog dat de akoestiek aangevuld kan worden met een digitale versie. Een artiest in een droge akoestische ruimte kan daarmee in elke denkbare akoestische space worden geplaatst.

Dus, welke is nu de perfecte opname en wat is nu de realiteit? Op basis van de luisterresultaten kwam naar voren dat ons gehoor volledig in staat is om ‘echtheid’ te herkennen. Dat werd door de deelnemers ook ervaren. Hoe goed de opname ook was, de conclusie was dat er ook iets miste ten opzichte van het echte geluid van de vleugel. Harry verklaarde dat deels uit technische aspecten. Vanuit zijn ervaring gaf hij aan dat het laag van groot belang is om een goed en zo realistisch mogelijk geluid te kunnen ervaren. Laag dat bij veel klassieke popopnamen ontbreekt.

Maar, de essentie van het verschil is volgens Harry dat je het live-gevoel niet volledig kunt vangen met technische opname- en weergave middelen. ‘Er gebeurt gewoon iets’. ‘Music is beyond’. Het naast de vleugel zitten, zoals de deelnemers deden, het zintuiglijk ervaren van de pianiste en het aanwezig zijn in die akoestische ruimte maakt van alles los. Dat gaat veel verder dan opname en weergave.

Een van de aanwezigen was vervolgens geïnteresseerd in de stadia en rollen binnen het opnameproces. Wel, vooral producers in de popwereld maken vrijwel volledig de sound van de band of artiest en dragen vaak zelf de composities en songs aan. De sound van de Beatles is simpelweg de sound van George Martin. Daarom werken popartiesten als Madonna, Katy Perry, Taylor Swift en anderen samen met deze producers. Ze kopen daarmee een gewenste sound.

In de klassieke wereld is een producer ook een projectmanager en organisator (net zoals in de jazz en pop), maar worden de sound en interpretatie ook sterk bepaald door de dirigent en de artiest(en). De recording engineer zet de uitvoering op tape en heeft ook vaak een bepaalde herkenbare ‘sound’. De mix engineer maakt van de vele opnamesporen een stereo-mix, zorgt voor de balans, voor de diepte en voor de effecten. Daar is uiteraard een nauw samenspel met de producer, want hier wordt de sound gemaakt.

De mastering engineer maakt het product geschikt voor een bepaald medium (plaat, cd of download-bestand). Denk aan eind-limiting, compressie, verdeling in tracks (PQ-codes) en een eindbalans tussen hoog, midden en laag. Michael beantwoordde nog een vraag over Q-Sound. Wederom een technische ingreep om een geluidsbron op elke denkbare plaats binnen, onder, boven, naast en achter de soundstage te kunnen plaatsen.

De Essentie
Wat de deelnemers aan deze excursie zich mogelijkerwijs zijn gaan realiseren is dat er nauwelijks iets bestaat als een ‘opname-werkelijkheid’. Elke plaat of cd is een volledig in elkaar ‘geknutseld’ geheel. Achter de knoppen kun je letterlijk alles realiseren wat je wilt. Frans de Rond gaf duidelijk aan dat de opname slechts een ruw basisproduct is.

Elke vorm van ruimte, diepte, plaatsing van instrumenten, klank, akoestiek en andere eigenschappen ontstaat tijdens de latere productiefasen. Valse zang wordt simpelweg digitaal gecorrigeerd (met een auto-tune) en al die perfecte cd’s en platen van klassieke uitvoeringen ontstaan omdat er honderd stukjes geluid, uit tien verschillende uitvoeringen, met behulp van een computer (bv. ProTools) op een listige manier aan elkaar worden geplakt. Maar, hoe perfect allerlei studio-technieken ook zijn, dat echte live-gevoel is niet helemaal te vangen en weer te geven met een audio-systeem.