Klik hier voor deel 2
Klik hier voor deel 3
Klik hier voor deel 4
Door de komst van het medium DVD-Video en in zekere mate ook DVD-A en SACD, die hard op weg zijn de vertrouwde CD van zijn plaats te verdringen, lijkt het multi-kanaals gebeuren iets van de laatste jaren te zijn. Maar niets is minder waar! Meer-kanaals opnames zijn al net zo oud, of beter gezegd: óuder dan stereo opnames…
Met de volgende reeks van drie artikelen wil ik “surround sound” gaan bespreken in al zijn facetten, waarbij ik filmgeluid als uitgangspunt neem, want daarin ligt mijn grootste passie.
Meerkanaalsweergave bij films is ongeveer gelijktijdig begonnen met het uitkomen van de eerste “widescreen” beeldformaten en heeft sindsdien een grote groei gekend. Maar niet enkel in de commerciële theaters, ook voor de thuisomgeving kent multichannel een rijke geschiedenis aan verschillende formaten. Ik probeer hierin met de volgende artikelen enige duidelijkheid te scheppen. Het eerste atikel dat u nu kunt gaan lezen, handelt over het analoge tijdperk van de “multichannel” oftewel termen als “Dolby Stereo”, “Pro Logic”, maar ook “Todd AO” komen aan bod.
Surrounded by Sound – Het Analoge Tijdperk
Hoewel ‘surround sound’ pas de laatste paar jaren echt door begon te dringen in de huiselijke omgeving, was het al reeds vele decennia de wens en doelstelling van de filmindustrie om de kijker in huiselijke omgeving ‘The ultimate home listerning experience’ te geven middels een meerkanaals-weergave. Zelfs nog voordat het alom bekende en alom vertrouwde ‘stereophonic sound’ in de 50-er jaren van de vorige eeuw populair begon te worden was er in 1940 al sprake van de eerste multichannel opname.
‘Fantasound’, ontwikkeld door Walt Disney, was een 4-kanaals surround-formaat dat als optisch geluidsspoor de animatiefilm “Fantasia” vergezelde op celluloid. Het bioscooppubliek was voor het eerst getuige van een meerkanaals filmervaring waarin de klassieke mono opgenomen soundtrack via slimme ‘panning’ technieken uit 4 verschillende hoeken van de zaal kwam. Het systeem was echter te duur om in elke bioscoopzaal te implementeren. Sterker nog, het systeem was dermate duur dat het uiteindelijk in maar slechts 2 bioscopen is gebruikt. Het ‘Broadway Theater’ in New York en het ‘Carthay Circle Theater’ in Los Angeles waren de enige theatres die bereid waren het pakweg $ 85.000 kostende surroundsysteem te implementeren. U kunt zich voorstellen dat de weg naar de ultieme ‘home experience’ nog een lange weg te gaan was.
Zoals jullie hebben kunnen lezen in het artikel ‘aspect ratio’s’ was de periode 1950-1960 een spannende periode voor de filmindustrie. Door de opmars van het televisietoestel, ging de filmindustrie naarstig op zoek naar nieuwe vorm van beeld- en geluidspresentatie. Widescreen was geboren en aan het hoofd van de stamboom stond ‘Cinerama’, gevolgd door ‘Cinemascope’. Met de komst van de widescreen ratio’s werd ook in het geluidstechnische aspect van de film geïnvesteerd. ‘Cinerama’, dat ontwikkeld was door Fred Waller, was een wat gecompliceerd systeem. Met drie 35 mm prints werd een ‘widescreen’ beeld op het witte doek getoverd met een maximale aspect ratio 2.59:1. De filmprint bood ruimte aan eem 7-kanaals magnetisch stereo geluidsspoor en met maar liefst 5 front kanalen, (links, linkercenter, center, rechtercenter en een rechterkanaal) lag de nadruk vooral in de frontstage van het geluidsbeeld. Met de twee overgebleven kanalen kon men een apart linker en rechterkanaal bewerkstelligen of beide sides voorzien van dezelfde informatie en een backkanaal toevoegen.
Doordat ‘Cinerama’ gebruik maakte van 3 filmprints, zowel tijdens het schieten van de film alsook tijdens de projectie, bleek het een groots, maar vooral onhandig en technisch gezien gevoelig systeem. Prof. Henri Chrétien was al een langere tijd bezig met de ontwikkeling van een nieuwe en speciale lens waarmee filmcamera’s konden worden voorzien. Met een gebogen glas wist Chrétien de opgeslagen beeldinformatie te vergroten, een proces welke hij ‘Anamorphoscope’ noemde. De anamorfische lens was al snel geboren en na een concurrentiestrijd tussen filmgiganten’ Warner Bros’ en ‘20th Century Fox’ was het de laatste die er met de nieuwe techniek vandoor ging en naam maakte. De enkele 35mm filmprint kon een aspect ratio van 2.35:1 bieden en boodt daarnaast nog ruimte aan een magnetisch 4-kanaals stereo geluidsspoor. In tegenstelling tot het ‘Cinerama’ formaat maakte men ditmaal gebruik van linker, rechter, een center en eventueel een mono surroundkanaal.
Mike Todd, een Broadway-producent, verleende zijn medewerking aan de film “This is Cinerama” uit 1952 maar vond al snel dat de manier van filmen en projecteren volgens het Cinerama-principe te ingewikkeld was. Hij benaderde de lenzen-fabrikant American Optical Co. en al snel kwamen beiden tot een nieuwe manier van filmen. Todd AO maakte gebruik van een 65 mm filmprint, in tegenstelling tot het veel gebruikte 35 mm, die naast het beeld plaats gaf aan een 6-kanaals magnetisch stereo geluidsspoor. Net zoals bij het ‘Cinerama’ formaat werden ook ditmaal 5 kanalen gereserveerd voor de frontstage maar werd er ‘slechts’ gebruik gemaakt van een mono surroundkanaal.
Waar voor de toekomstige vorm van beeldweergave het ‘Cinemascope’ systeem van belangrijke betekenis is geweest, was het het systeem Todd AO dat aan de vooravond heeft gestaan van de discrete surroundformaten zoals die heden ten dage in vele (Home) Theaters gebruikt worden. Het klinkt misschien vreemd dat juist het Todd AO formaat werd uitverkoren in plaats van de geluidssporen van het ‘Cinemascope’ formaat, maar de reden hiertoe ligt in de verklaring dat juist het Todd AO formaat werd gebruikt door Dolby Laboratories voor hun innovaties. Meer daarover kunt u later in het artikel lezen.