Een paar weken geleden ontstond op de redactie enige opwinding toen een kleine doos werd binnengedragen. Wij mochten, op voorwaarde van strikte geheimhouding, alvast luisteren naar de kleinste telg uit de nieuwe Q-serie van Kef, de Q100. Een bijzonder samenzijn was begonnen.
Bovenstaande (en onderstaande) schreef Max Delissen een klein jaar geleden over de populaire Q100, een recensie die bijzonder vaak gelezen werd en zeker nog altijd relevant is. Omdat we vorige week een recensie publiceerden van de nieuwe T-serie van Kef, vonden we het aardig de in dit artikel belichte Q-serie ook nog eens voorbij te laten komen. Bij dezen.Â
De Q-serie is al jaren de instapper bij Kef, en mag zich in grote publieke belangstelling verheugen. Maar er zijn in de prijsklasse tot pakweg 2000 euro per set veel concurrenten, en is het dus hard werken voor een stukje marktaandeel. Met deze jongste Q-serie verwacht ik echter dat Kef zich een aanzienlijk groter stuk van de taart moet kunnen toe-eigenen, want deze lijn is zowel technisch als muzikaal van een dergelijke verfijning dat er nieuwe piketpaaltjes voor prijs/kwaliteitverhouding lijken te worden geplaatst.
Nieuwe Uni-Q
Kef heeft al in een vroeg stadium ingezien dat een zogenaamde puntbron de ideale afstraling heeft om een perfect stereobeeld aan een correct fasegedrag en een vlekkeloze timing te koppelen. Wanneer het geluid vanuit één punt wordt gegenereerd kan ons gehoor het beter lokaliseren, ervaren we een natuurlijker klank en kunnen we afstanden beter inschatten, zo werkt ons gehoor nu eenmaal.
Daarom ontwikkelden ze in 1988 hun baanbrekende Uni-Q technologie, waarbij de tweeter in het hart van de middentoner/woofer wordt geplaatst. Soortgelijke systemen zie je overigens ook bij andere merken, maar volgens mij is het Uni-Q systeem (de naam zegt het eigenlijk al) uniek. Deze technologische revolutie werd mogelijk omdat eind jaren 80 het nieuwe magneetmateriaal Neodymium beschikbaar kwam, wat per volume een veel hogere magnetische kracht heeft dan vergelijkbare ijzermagneten. Hierdoor was het mogelijk om met een veel kleinere magneet te werken, en binnen de spreekspoel van een middentoner is het nu eenmaal woekeren met de ruimte.
Een buitengewoon slim systeem derhalve, wat in mijn oren veel klankmatige voordelen heeft. Als ik echter één bezwaar zou moeten noemen is het dat Uni-Q units bij een hogere belasting wel eens een klein randje aan het geluid kunnen veroorzaken, zeker als de bron of versterker zelf ook al aan de frisse kant is. En dan bedoel ik geen scherpte, maar een soort extra glans die op het eerste gehoor zelfs wel lekker klinkt, maar door geoefende en daardoor kritische oren op den duur niet meer als natuurlijk wordt ervaren.
(R)Evolutie
De ingenieurs van Kef hebben niet stilgezeten, en de afgelopen jaren is het Uni-Q concept meerdere keren succesvol aangepast. De verfijning werd met de serie groter. Met de voorlaatste Q-serie had Kef het wat mij betreft voor elkaar, maar deze nieuwe telg zette die mening aardig op zijn kop. Na jaren van evolutie bleek het tijd te zijn geworden voor een regelrechte revolutie.
Want waar de vorige generaties Uni-Q min of meer voortborduurden op bestaande technologie zijn de units in de nieuwe serie volledig opnieuw ontworpen. Ik weet dat dit vaak als een loze marktetingkreet wordt gebruikt, maar zelfs de grootste scepticus kan het met eigen ogen zien.
Om te beginnen is de nieuwe Uni-Q unit in zijn geheel minstens vier keer zo groot als de oude. De diameter van het gelamineerde tweetermembraan is daardoor ook groter geworden, en de Tangerine Waveguide (wat een prachtige naam is dat toch) die voor een betere afstraling én bescherming van de kwetsbare dome zorgt is totaal anders van constructie. Bovendien is de nieuwe unit aan de achterzijde geventileerd, wat voor een `oneindige` belasting van het membraan zorgt, en daardoor voor minder vervorming en compressie.
Omdat de Uni-Q unit groter is blijft er voor de Q 100 automatisch een wat kleinere conus over voor het mid en laag, maar ook hier hebben de techneuten van Kef een vrij briljante innovatie ontwikkeld. De rubberen rolrand die de conus met de korf verbindt heeft traditioneel een bolling naar buiten, maar loopt nu in het verlengde van de – aluminium – conus in een rechte lijn naar de korf van de speaker, en verdwijnt dan bijna anderhalve centimeter naar binnen toe, waar hij op een verdiepte ring is gemonteerd. Z-Flex noemen ze dat, en hierdoor ontstaat volgens Kef een betere lineariteit van de mechanische uitslag, en is het bruikbare oppervlak van de conus met meerdere vierkante centimeters vergroot.
De filtering geschiedt door middel van een eerste-orde netwerk met een minimum aan componenten, die uiteraard wel zeer hoogwaardig zijn. De aansluitterminal aan de achterzijde heeft een slim mechanisme met draaiknopjes waarmee de bi-wiring terminal tot een single-wiring terminal kan worden omgetoverd. Belangrijke details, maar naast de enorme sprong voorwaarts van de nieuwe unit worden het welhaast trivia...