Een dag na het concert van Aziza Mustafa Zadeh in het Konzerthaus sta ik, nog steeds in de Zuid-Duitse stad Karlsruhe, op 9 maart in de grote zaal van de culturele vereniging “Tollhaus”. Ik verwacht dat het “Toll” oftewel “te gek” wordt en hoop dat de voor mij grootste E-bass speler ter wereld, die hier vanavond met zijn band na een tournee door Japan neerstrijkt, de zaal zal veranderen in een waar “Tollhaus” oftewel “gekkenhuis”. Aan de achthonderd-koppige enthousiaste menigte zal het zeker niet liggen. Om me heen kijkend zie ik dat het publiek ongeveer gelijk is aan dat wat ik gisterenavond om me heen wist. Over het algemeen veertigers en vijftigers en onder de vijfentwintig jaar zie ik al helemaal niemand. Maar misschien mag je dat ook niet verwachten bij deze hoge toegangsprijs. Hoe anders is daarentegen de ambiance. Gisteren zat ik nog in een concertzaal; vanavond sta ik in een grote zaal die tot enkele jaren geleden nog gebruikt werd om de varkens en runderen tijdelijk op te vangen alvorens zij naar het aan de overkant van de straat gelegen abattoir geleid zouden worden.
We staan weliswaar vrij dicht op elkaar maar nog niet zo op elkaar gepakt als bij de genoemde dieren het geval geweest moet zijn. Gisterenavond had ik een glas Sekt in de hand, nu heb ik een plastic beker met daarin een “grauer Burgunder” die, naarmate de zaaltemperatuur stijgt, een wat lauwwarm karakter krijgt. But who cares? Waar het om gaat is dat we zo meteen kunnen luisteren naar het spel van de man die een week geleden een grammy kreeg voor “Best Contemporary Jazz Album of the Year”. Het album waar we het dan over hebben is het op 22 mei 2001 in de USA door Telarc uitgebrachte “M2”.
Een album waar grootheden als Chaka Khan, pianist Herbie Hancock, saxofonist Wayne Shorter en Branford Marsalis aan meegewerkt hebben. Gedurende zijn World Tour 2002 wordt hij begeleid door zijn band bestaande uit gitarist Dean Brown, slagwerker Poogie Bell, Leroy “Scooter” Taylor op Keyboards, saxofonist Roger Byam en trompettist Michael “Patches” Stewart. Op het album, dat tevens als basis dient voor dit concert, veel eigen nummers van de man die o.a. ook voor de “dark prince” Miles Davis schreef. Daarnaast staan er nummers op van John Coltrane, Billy Cobham, Talking Heads en Charles Mingus. Met het concert van vandaag gaat het Europese gedeelte van de world tour van start. Na Karlsruhe volgen onder andere nog Duitse concerten in Darmstadt en Hamburg en meerdere concerten in Frankrijk en Zwitserland. Wanneer U hem graag live in Nederland wil horen en zien dan hoop ik dat U op tijd geboekt hebt want bij het verschijnen van deze column zal het optreden van 13 maart in het Amsterdamse Paradiso al plaatsgevonden hebben. Uiteraard kunt U er altijd nog voor kiezen om hem in Europa achterna te reizen. Meer informatie over de tour is te vinden op www.marcusmiller.com.
Een negroïde Amerikaan, compleet met zonnebril en rasta kapsel, komt het podium op en kondigt de “Marcus Miller Band” aan. Dan komen de leden van de band de bühne op. De eerste is de massief ogende drummer Poogie Bell. Hij wurmt zich met moeite achter zijn drumstel en haalt een grote groene handdoek over zijn gezicht. Inderdaad, het is warm! En het zal nog warmer worden. Als laatste komt de “Jack of all trades” - tenslotte speelt hij Rock, R&B, Funk, Fusion, Jazz, Bebop, Reggae, Soul, Blues, Free Jazz, New Wave, Pop etc. – mister Marcus Miller himself. En meteen brandt het spektakel los. Het openingsnummer is een nummer van de man waar Marcus Miller in het begin van de 80-er jaren mee samen speelde, composities voor schreef en voor produceerde; Miles Davis. Meest bekende CD’s uit die vruchtbare samenwerkingsperiode zijn “Tutu” en “Amandla”. Dit nummer stamt echter uit de vijftiger jaren en wel van het fameuze album “Kind of Blue”. Uiteraard is het een versie met een “slappende” Marcus Miller op bas en derhalve sterk afwijkend van het origineel. Maar zeker niet minder boeiend.
Het tweede nummer is van John Coltrane en getiteld “Lonnie’s Lament”. De stukken volgen elkaar in hoog tempo op en op een gegeven moment zet Marcus Miller zijn gitaar aan de kant en grijpt hij naar een basklarinet. Even later volgt een saxofoon. Niet zo verwonderlijk wanneer je bedenkt dat de in 1959 in Brooklyn geboren Marcus op 10-jarige leeftijd met klarinet les begon. De heren zijn duidelijk gemotiveerd en Miller weet zijn bandleden tot grote hoogten op te stuwen. Ook weet hij enkele instrumentale duels uit te lokken met de toetsenist, de saxofonist en de gitarist Dean Brown. De eerste toegift is het door Marcus Miller geschreven eerste nummer van de eerder genoemde CD “Tutu”. Wederom blaast hij zelf een solopartij, evenals Michael Stewart.
Voor de tweede toegift wordt teruggegrepen op een andere grootheid uit het verleden; de gitaar virtuoos Jimmy Hendrix ditmaal. De eerste tonen van “Purple Haze” klinken door de ruimte. Halverwege het nummer wordt snaar- opnieuw gewisseld voor blaasinstrument en klinkt het “Amazing Grace” door de zaal. Aan het eind is de band weer teruggekeerd bij “Tutu”. De drummer is inmiddels toe aan zijn tweede handdoek en de band vindt nu waarschijnlijk dat de temperatuur te hoog opgelopen is want er wordt niet terug gekomen voor een derde toegift. Mij hoort U niet klagen. De heren hebben meer dan hun best gedaan en ik heb genoten. Heerlijk; het lijfelijk ervaren van de diepe basnoten, het enthousiasme van de bandleden en het overduidelijke plezier waarmee ze gemusiceerd hebben.
Aan het eind van het concert probeer ik nog om het idee te realiseren dat zich ad hoc in mijn brein gevormd heeft; ten behoeve van hifi.nl een interview met Marcus Miller arrangeren. De dame van de “Tollhaus” organisatie geeft echter aan dat zij geen enkele invloed heeft. Ze kan me slechts verwijzen naar de internetsite van JFD productions, het bureau dat de tour georganiseerd heeft. Van de bandleden is inmiddels al geen spoor meer te bekennen. Alleen de roadie loopt nog rond. Waarschijnlijk zijn de coryfeeën reeds teruggekeerd in hun hotel; morgen wacht hen alweer een optreden in Praag. Wat rest zijn de merchandising producten; T-shirts, posters en caps. Een uiting van de “commerciële uitverkoop”; het verwijt dat puristen hem nog al eens voor de voeten werpen. Een groep waartoe ik mijzelf in dit verband zeker niet reken. Mijns inziens is Marcus Miller één van de weinige beroemdheden die de jazz nog in het licht van de schijnwerpers brengt. En zolang hij daarbij een dermate hoge kwaliteit handhaaft mag hij er financieel wat mij betreft ook het nodige aan over houden. Misschien dat hij ook aan mij in de zeer nabije toekomst nog iets kan verdienen want ik overweeg serieus om het album M2 aan te schaffen. De CD, of indien leverbaar liever nog de LP, kan me goed van pas komen bij het recenseren van de Sonus Faber Gravis subwoofer die ik binnen afzienbare tijd voor een periode van enkele weken tot mijn beschikking zal hebben. Of ik daarmee ook het gevoel van het optreden terug kan halen moet ik afwachten.