COLUMN

In Memoriam

Jan de Jeu | 19 februari 2002

Jan de Jeu Op het moment dat we door de openstaande deuren van het crematorium naar binnen stappen bedenk ik me hoe schril de contrasten in dit leven tegen elkaar af kunnen steken. Vorig weekend stond ik aan de kant bij een carnavalsoptocht, dit weekend staat in het teken van een crematie en volgend weekend viert mijn dochter haar eerste verjaardag. Uit de vier hoog tegen de muur geplaatste, vrij dicht naast elkaar hangende luidsprekers klinkt muziek die onmiskenbaar toegeschreven dient te worden aan Antonio Vivaldi. Als groepje van zes nemen we plaats op de laatste stoelen die op de achterste rij nog beschikbaar zijn. Achter ons worden de deuren geruisloos gesloten. Mijn lief heeft de aan de ingang uitgereikte witte roos in haar linkerhand. Op het kleine kaartje dat aan de steel hangt heeft zij zojuist onze laatste groet geschreven aan een in meerdere opzichten prachtige vrouw. Terwijl mijn ogen zoekend naar de eerste rij gaan voel ik hoe haar rechterhand mijn linker zoekt en trefzeker vindt. Tegelijkertijd draaien we onze gezichten naar elkaar toe; een spiegeling van gevoelens.

Wanneer ik mijn blik weer naar voren richt wordt die automatisch getrokken naar de witte kist met daarop het grote bloemstuk van witte rozen. Het gezicht op de foto is van deze afstand niet te herkennen. Een laatste groet wordt uitgesproken en wederom klinkt muziek; Erikah Karst zingt een lied dat trefzeker benoemt wat de man, die op de middelste stoel van de voorste rij zit, voor zijn overleden vrouw voelt; “My heart goes out to you”. Hij heeft de cd “Grown Woman” maanden geleden aangeschaft en ons hetzelfde nummer toen over zijn eigen installatie laten horen in een periode waarin het met haar weer even iets beter ging. Met ons bedoel ik dan de drie audiofielen die nu met hun echtgenoten naast elkaar zitten. Het vijfde lid van het bescheiden audioclubje kan vandaag niet aanwezig zijn.

Terwijl ik me afvraag waarom er twee stoelen voor de kist geplaatst zijn zie ik dat onze audio vriend opstaat en vervolgens een vrouw begeleidt van haar stoel naar een grote violoncello koffer. De slanke in het zwart geklede dame tilt het instrument uit het omhulsel en zet zich op de rechterstoel waarna haar begeleider plaatsneemt op de linker. Zo gezeten plaatst zij de boog op de snaren en begint ze te spelen. De prachtige warme klank van het instrument vult de ruimte. Hoe toepasselijk ook het lied van Erikah Karst was; de tonen van dit prachtige instrument raken mij persoonlijk veel dieper.

Later rijden wij met twee auto’s door het prachtige Zeeuwse land. Het reeds in kracht afnemende licht weerspiegelt op het water en speelt over de grote groene tussen de kleine dorpen gelegen weilanden. De sfeer van de plechtigheid werkt nog door en mijn gedachten richten zich op de gehoorde muziekkeuze. Onze vriend vertelde dat zijn vrouw, die zoals de meeste partners van audiofielen niets met audio had, in de afgelopen periode, toen zij lichamelijk nog tot enige activiteit in staat was, bij goed weer regelmatig even in de tuin doorgebracht had. Gedurende die momenten had hij zelf steevast muziek gedraaid. Muziek was, zoals je van een audiofiel kunt verwachten, voor hem niet alleen een uitlaatklep geweest maar ook een manier om weer de zo noodzakelijke kracht te verzamelen om verder te kunnen. Bij het horen van slechts twee, om die reden dan ook gedurende de plechtigheid gedraaide cd’s, was zij steeds naar binnen gekomen om die samen met hem verder te beluisteren.

Als vanzelf maak ik de overstap naar muziekkeuzes die gedurende begrafenissen en crematies van andere voor mij dierbare personen ten gehore gebracht werden. En ik laat de eerste tonen van het door mijn moeder zo geliefde “Eine kleine Nachtmusik” in mijn hoofd klinken. Direct gevolgd door een nummer van de cd “Unplugged” van Eric Clapton. Vervolgens muziek die mijn vader kon waarderen, de keus van een veel te jong gestorven neef, van een onlangs overleden tante. En het brengt me bij de gedachte wat ik zou willen dat er bij mijn begrafenis ten gehore gebracht zou moeten worden.

Ik heb altijd wel een lijstje met favoriete cd’s in mijn hoofd. Mijn “all time favorite”is nog steeds “Kind of Blue” van Miles Davis. Maar betekent dat daarom dat ik het gedraaid zou willen hebben op mijn begrafenis? Wanneer het op mijn begrafenis gedraaid zou worden zou het daarmee een emotionele lading meekrijgen die zou maken dat bepaalde mensen het nooit meer zouden kunnen horen zonder dat zij daarbij aan mijn begrafenis herinnerd zouden worden. En eigenlijk vind ik de cd daarvoor veel te goed. Ik heb veel liever dat die cd nog vaak gedraaid zal worden door mensen die veel voor mij betekenen. Misschien moet ik dus een lijstje samenstellen van cd’s die ik erg goed vind en waarvan ik vind dat door mij geliefde personen er kennis van zouden moeten nemen.

Op dat lijstje zou “Kind of Blue” dus bovenaan prijken. Andere werken op dat lijstje? In willekeurige volgorde zouden er in ieder geval werken van Igor Stravinsky op voor moeten komen. Bijvoorbeeld “Le sacre du Printemps” met daarop het meest imposante cello stuk dat ik ken doordat meerdere cello’s tegelijkertijd spelen. Maar ook het geluid van het celloconcert van Dvorak zou niet mogen ontbreken. Vooral in de uitvoering van Rostropovich is het een stuk wat me iedere keer weer weet te raken in het diepst van mijn ziel. En wat te denken van het tweede pianoconcert van Beethoven. Ook “La Mer” van Debussy zou er op moeten staan. En dan het door zijn meesterlijke eenvoud voor mij meest sprekende modern klassieke stuk voor piano: “Gnossienes” van Erik Satie. De prachtige opname “Officium” van Jan Garbarek. Kari Bremnes met “Norwegian Mood” zou evenmin mogen ontbreken.

Hoe meer ik erover nadenk hoe moeilijker het wordt. De lijst met door mij zeer gewaardeerde werken kan ik in feite eindeloos uitbreiden.Er is zo ontzettend veel mooie muziek gemaakt en uitgebracht dat het bijna ondoenlijk is om het in een lijst onder te brengen. Bovendien heeft bijna iedere uiting van muziek voor mij een link met een bepaalde gebeurtenis. Daarmee krijgen muziekstukken een lading die zeer persoonlijk en daarmee niet overdraagbaar is. “The Raven” van Rebecca Pidgeon zal voor mij altijd gekoppeld blijven aan de geboorte van mijn dochter. Daarmee is het voor mij dus een cruciale cd terwijl ieder ander die lading waarschijnlijk niet ervaart. Blijft de vraag wat ik dan wel gedraaid zou willen hebben op mijn begrafenis.

Zo voortrijdend over de Zeeuwse wegen realiseer ik me dat ik dat op dit moment helemaal niet kan zeggen. Het heeft alles te maken met de omstandigheden van dat moment. En dan nog zal het waarschijnlijk veel eerder de keus zijn van mijn lief en niet van mij. Tenslotte zal zij degene zijn die achterblijft en niet ik. Net zoals onze audio vriend een keus gemaakt heeft bij het overlijden van zijn vrouw zal mijn vrouw een keus moeten maken bij mijn overlijden. De enige die haar daarbij mogelijk behulpzaam zal kunnen zijn is onze dochter. Ik kijk opzij naar het profiel van de vrouw waar ik zielsveel van hou. Ik krijg het ijskoud op het moment dat de voor de hand liggende gedachte me overvalt. En wat nu als ik haar verlies? Ik wil er niet bij stilstaan maar ik dwing mezelf ertoe.

Op ons huwelijk speelde de Nederlandse saxofonist Ninaber “All or nothing at all”. Dit is dan ook het eerste nummer dat in mij opkomt. Dit wordt echter onmiddellijk weer verworpen. Het is te zeer verbonden aan ons samen zijn; aan onze relatie. Verschillende composities spoken door mijn hoofd maar steeds opnieuw komt diezelfde plaat van Miles Davis naar voren. De plaat die ik boven alle andere platen waardeer. De plaat die ik altijd kan horen, die me het meeste raakt, waar ik altijd weer van geniet. Welke plaat zou ik beter kunnen associëren met de vrouw waarvan ik meer hou dan van het leven zelf? Pas op dat moment ervaar ik de werkelijke zwaarte van het verlies dat onze audio vriend vandaag geleden heeft; “My heart goes out to you”.


EDITORS' CHOICE