COLUMN

Zintuigen

Jan de Jeu | 27 november 2001

Als audiofiel sta je vrijwel continu bloot aan de verlokkingen die de nooit rustende fabrikanten van de audio-industrie je aan blijven bieden. Steeds opnieuw verschijnt er op de markt een nieuw apparaat. Overigens is dat apparaat lang niet altijd echt nieuw. Veelal gaat het om een doorontwikkeld, in essentie reeds langer bestaand, model of over een slechts in cosmetische zin aangepaste versie. En al die apparaten moeten afgezet worden op een markt die werkelijk overspoeld wordt door aanbieders. Het gevolg hiervan is dat iedere fabrikant, en in het verlengde daarvan iedere importeur en elke winkelier, zich tracht te onderscheiden van de rest. En een ieder doet dat op zijn eigen wijze.

Als consument krijg je dan ook niet zo zeer te maken met een breed aanbod aan producten als wel met een veelheid aan presentaties. Wanneer je die verschillende marktpresentaties naast elkaar zet dan blijken deze onderling zeer verschillend te zijn. Het varieert van fabrikanten die rechttoe rechtaan een op het auditieve zintuig gericht product presenteren tot bedrijven die hun componenten voorzien van een goed doordachte hoeveelheid prikkels die een aanval lanceren op meerdere zintuigen van de potentiële klant. Zowel achter beide uitersten als achter alle tussenliggende varianten gaat een visie schuil waarbij het ontbreken van een gerichte visie op zich ook een visie is. Hoe meer er sprake is van beïnvloeding van andere zintuigen dan het gehoor, hoe moeilijker het voor de consument wordt om zich bij een beoordeling van een product zuiver tot de auditieve kwaliteiten te beperken.

Niet dat dit door elke consument ook als een probleem ervaren wordt. Tenslotte zijn grootte, ontwerp en mate waarin het component in het interieur te integreren is voor sommigen belangrijke en soms zelfs de belangrijkste criteria bij aankoop van een audio component. Dan heb ik het uiteraard niet over de audiofiel waarvoor met name de klankmatige eigenschappen voorop staan. Maar ook audiofielen beschikken over meerdere zintuigen en soms kan de informatie die via, een of meerdere van, die andere zintuigen binnenkomt ertoe leiden dat een beslissing om al dan niet tot aankoop over te gaan niet uitsluitend op auditieve gronden gemaakt wordt.

Zelf ben ik ook zo’n audiofiel die altijd de klankmatige kwaliteiten van een apparaat op de voorgrond plaatst. Het “kippenvel” gevoel is voor mij uiteindelijk het enige doorslaggevende criterium wanneer het aankomt op de vraag of ik tot aanschaf zal besluiten. Tegelijkertijd ben ik me ervan bewust dat met name visuele maar ook tactiele stimuli hun invloed kunnen doen laten gelden. Juist omdat ik me hiervan bewust ben kan ik me ook daadwerkelijk voor die stimuli afsluiten op het moment dat dit noodzakelijk is. Zo zal het voor eenieder die een blik in mijn woonkamer werpt direct helder zijn dat ik zeer gevoelig ben voor industriële ontwerpen van het Duitse Bauhaus uit de twintiger jaren van de vorige eeuw. Juist daarom ben ik extra alert wanneer ik een component beluister dat qua design teruggrijpt op de uitgangspunten van deze belangrijke school. Een dergelijk apparaat zal zelfs extra moeten presteren om mij van zijn audiofiele kwaliteiten te overtuigen. Wanneer dat vervolgens gebeurt, zoals in het geval van mijn Densen versterkers, dan ga ik dus volledig met de pootjes omhoog. Dat de kast van hoogwaardig aluminium voor mij een hoge aanrakingsfactor heeft is daarbij mooi meegenomen. Ook van de mogelijkheid om voor de uitvoering met chroomstalen knoppen te kiezen maak ik dankbaar gebruik. Maar uitsluitend en alleen omdat ik al gekozen heb voor het geluid.

Maar, zult U zich afvragen, hoe zit het dan met componenten die visueel niet direct aantrekkelijk zijn. Tja, daar raakt U een moeilijk punt. Tenslotte heb ik ook zeer uitgesproken ideeën over het gebruik van kleur in het interieur. Mijn smaak beweegt zich binnen het primaire kleurschema van die andere belangrijke school uit het begin van de twintigste eeuw; “De Stijl”. Zwart, wit, geel, (donker)blauw en (signaal)rood dus. Om nu te voorkomen dat U gaat twijfelen aan mijn opmerking dat in mijn geval de auditieve kwaliteiten van doorslag gevend belang zijn; mijn Straight Wire Encore luidspreker kabels, waarvan ik twee sets gebruik, hebben een moeilijk te definiëren kleur die het midden houdt tussen rood en oranje. Hij wijkt dus sterk af van mijn rode voorkeurskleur. Oké, oké, door de opstelling van het grote massieve audiomeubel zijn ze in de praktijk vanuit de luisterpositie vrijwel onzichtbaar. Maar ook mijn Siltech interconnects hebben een kleur die afwijkt…… Ook achter het meubel, ja.

Wat zegt U? En hoe het dan eigenlijk zit met een component dat er voor mijn gevoel werkelijk lelijk uitziet? Uuuuuuh. In dat verband moet ik ineens denken aan een door een Nederlandse importeur georganiseerde demo die ik in het verleden in gezelschap van enkele andere recensenten van hifi.nl bij mocht wonen. Ik herinner me dat we een trap opgingen en vervolgens in een grote ruimte kwamen waar langs de wanden meerdere vitrines opgesteld waren waarin vintage audio apparatuur tentoongesteld werd. Prachtige grote namen uit het verleden als Garrard, Harman Kardon Citation, Quad, Mc Intosh,…. Mmm? O ja, sorry. Ik liet me even meeslepen. Waar het om gaat is dat er in die grote ruimte drie verschillende typen van het luidsprekermerk Klipsch opgesteld stonden. In het midden waren op een verhoging tegen de voorwand diverse buizen- en solid state versterkers, een cd speler, een DAC en een draaitafel uitgestald. Verder kasten vol met cd’s en lp’s met daarin ware juweeltjes zoals bijvoorbeeld de in Carnegie Hall opgenomen live dubbel lp van Harry Bellafonte.

De speakers waren de grote uit 1947 daterende Klipschorns, de iets kleinere La Scala’s en tenslotte de kleinsten van het stel; de Heresy II’s. Met name de laatstgenoemden, onder andere vanwege hun kwaliteit / prijs verhouding, maakten grote indruk op me. Met gesloten ogen genoot ik van de klanken die tot mij kwamen en ik kwam tot de conclusie dat ik prima zou kunnen leven met dit “live” aandoende geluid. Tot het moment waarop van cd of lp gewisseld zou worden en ik mijn ogen opendeed. Wat ik zag waren kasten van uiteenlopende formaten die mij qua kleurstelling, afwerking en materiaalkeuze absoluut niet aanspraken. Waarom heeft men het uiterlijk van deze prachtige weergevers niet wat meer aangepast aan de smak van deze tijd? Temeer daar de nieuwe lijn wel over een eigentijdse vormgeving beschikt. In gedachten projecteerde ik het beeld over dat van mijn, in mijn woonkamer opgestelde, Sonus Faber Concerto’s. Ik wist terstond dat mijn speakers geen enkel gevaar liepen om vervangen te worden door de Heresy II’s. Tenslotte klinken mijn Italiaanse speakers in mijn oren, ook wanneer tijdens het luisteren mijn ogen geopend blijven, nog steeds heerlijk.

Welke vraag moet ik nog beantwoorden? Of ik een in mijn ogen werkelijk lelijk component aan zou schaffen? Dat lijkt me helder. Het moge inmiddels duidelijk zijn; als echte audiofiel hou ik slechts rekening met de klank van het component. Gelukkig voor mij zijn er meer dan voldoende geweldig klinkende audiofiele componenten te koop die tevens uitblinken door hun geslaagde design. Uiteraard valt over smaak niet te twisten; tenslotte wordt de nieuwe Garrard draaitafel ook nog steeds vormgegeven in de stijl van zijn illustere voorgangers. Verder zullen er in deze wereld ongetwijfeld audiofielen rondlopen die het doen voorkomen alsof zij slechts het auditieve zintuig van belang vinden. Dat neemt echter niet weg dat ik blij ben dat de meeste fabrikanten zich realiseren dat ook audiofielen over meer dan één zintuig beschikken.


EDITORS' CHOICE