REVIEW

Captain Tobias Hume

Sander Mijnster | 14 februari 2001

Musicall Humors, 1605

De gamba is een instrument dat behoort tot de familie van strijkinstrumenten die in Italie samen met de violen en lira´s uit de vedels is ontwikkeld. Vooral de grote knievedel wordt als de voorloper aangewezen. De tenorgamba hield het tot in de 18e eeuw nog uit naast de cello.
Tegenwoordig kunnen we nagenoeg de gehele familie (bijvoorbeeld de altgamba, discantgamba, basgamba, of pardessus) weer horen bij uitvoeringen en op cd opnames.
Vanuit Italie werd het instrument geïmporteerd naar Frankrijk en Engeland. Vooral in Engeland werd het al snel erg geliefd. Een rijk muziekleven ontstond en talloze componisten schreven werk voor het instrument, hetzij voor de sologamba of voor de gehele gambafamilie, de zogenaamde consortmuziek. Componisten als Dowland, Coprario, Jenkins en Gibbons schreven er hun mooiste werken voor. Maar Tobias Hume … wie had daar ooit van gehoord?

Een man van de wapenen noemt hij zichzelf, die als vrijetijdsbesteding gamba speelt. Naast wat filosofisch getinte traktaatjes die meer inzicht geven in zijn karakter dan dat ze enige betekenis hebben, zijn de twee muziekbundels uit 1605 en 1607 met werken voor solo gamba, consortmuziek en wat liederen toch nog altijd van betekenis voor de gamba muziek.

In een voorwoord bij één van die bundels schrijft Hume: ´Een filosoof ben ik niet, ook geen musicus, hoewel ik de harmonie en het gevoel liefheb. De wapenen en de oorlog zijn mijn professie. Het enige vrouwelijke deel in mij is de muziek, welke toch altijd genereus was en nooit van soldij afhankelijk. Mezelf roemen zou te ver gaan maar het moet gezegd: mijn werkjes zijn verre van imitaties. Ik roof niets van anderen, ik plaats geen Italiaanse noot als er goede Engelse voorhanden zijn. Dit zijn mijn fantasieen die slechts door mijn geest alleen bedacht zijn. Hou je er niet van… laat me jouw bedenksels dan maar eens zien!`

Geheel anders dan veel van zijn tijdgenoten valt Hume meteen met de deur in huis en is wars van het naar de mond praten. In een nogal botte en abrupte toon stelt hij zichzelf en zijn werk voor. Hier spreekt de inborst van een beroepssoldaat die meteen kritiek op zijn werk en persoon de mond snoert. Zelfbewust plaatst hij een snerende opmerking naar collegae muzikanten en componisten die schmieren met de laatste Italiaanse muziek mode. En passant haalt hij nog uit naar meer succesvolle muzikanten die gewoon waren zo nu en dan wat te kopieren van anderen, overigens een normaal gebruik in die tijd. Wie hij daarbij op het oog had is niet geheel duidelijk maar laat zich gemakkelijk raden, zeker indertijd. Het is dan ook een aardige getuigenis van het behoudende kamp tegenover de modernisten die de Italiaanse invloeden warm omhelsden. Hoewel hij min of meer een eenling was en zichzelf niet rekende tot één van de kampen, zeggen zijn woorden iets over de spanning die er in Engeland moet zijn geweest door de vernieuwingen uit het zuiden.
Erg geliefd heeft Hume zich overigens niet gemaakt met zijn stekende opmerkingen, bovendien vielen zijn ongewone stukken niet erg in goede aarde.

Het geluk laat Hume in de steek, slecht een enkeling is geïnteresseerd in zijn muziek. Later verzoekt hij koningin Anne, aan wie hij de tweede bundel muziek opdraagt, een beetje aandacht te schenken aan zijn werk dat toch immers de moeite waard is! Op bijna smekende toon vraagt hij haar om zijn muziek eens aan te horen met de vermelding dat hij uitstekende instrumenten heeft om ze te spelen. Hij komt er overigens niet veel verder mee.
Het is mogelijk dat Hume zijn muzikale heil elders in Europa heeft gezocht, we weten het niet. In het door religieuze en politieke conflicten geteisterde Europa zien we hem leven als soldaat en kapitein in het leger van de koning van Zweden of voert de troepen aan van de Russische keizer. In 1629 keert Hume berooid terug naar Londen en vraagt om te mogen worden opgenomen in een klooster ten noorden van Londen, welke volgens de statuten behoeftige heren die Hare Majesteit gediend hadden opnamen. In 1642 horen we nog eens van hem. In een lange petitie vraagt Hume om de troepen te mogen aanvoeren die werden gezonden naar Ierland om er de Katholieke rebellen te verslaan. De bewoordingen van de oude soldaat, inmiddels door zichzelf bevorderd tot kolonel, grenzen aan waanzin. Het toont een gebroken mens zonder enige hoop en verwachting. Drie jaar later sterft Hume.

Jordi Savall, wellicht ´s werelds beste gambist nam deze muziek op in 1982. Hij speelt op een prachtige Barak basgamba uit 1697. De bundel “Musicall Humors” opent en eindigt met twee weemoedige pavans, daartussen horen we Hume´s wonderlijk originele “bedenksels”, veelal met titels die verwijzen naar zijn soldatenachtergrond. Kostelijk is A Soldiers Resolution waarin we drums en trompetten horen - op gamba welteverstaan, het instrument dat Hume´s lust en leven was.

Wat mij betreft een aanrader deze cd met muziek van deze door rampspoed achtervolgde soldaat, die door het (naar eigen zeggen) vrouwelijke deel in hem ons prachtige gambamuziek naliet. Zijn muziek tijdens zijn leven onbekend en onbemind, nu zo prachtig vastgelegd door Savall. Een rehabilitatie! De basgamba op deze cd is prachtig vastgelegd, vol en sonoor. Een juweel van een opname.

Jordi Savall, gamba
Astree 7723






EDITORS' CHOICE