Symfonie 4
Rond 1892 componeerde Gustav Mahler (1860-1911) een liederencyclus met teksten uit Des Knaben Wunderhorn, een collectie van Duitse volksgedichten. Deze gedichten en zijn toonzetting ervan speelden een belangrijke rol in het muzikale denken van Mahler. Enige ervan had hij voorheen al gebruikt voor eerdere symfonieen. Das Himmlische Leben, één van zijn lievelingsstukken, was eigenlijk bedoeld om gebruikt te gaan worden in de derde symfonie maar dit werk had inmiddels al dusdanige proporties aangenomen dat dit onmogelijk bleek. Das Himmlische Leben werd dan ook de leidraad voor de vierde symfonie en kan als de sleutel en bron voor deze symfonie worden gezien.
Het lied schildert op een kinderlijk naïeve wijze het leven in de hemel, onschuldig en charmant. Mahlers muziek reflecteert de tekst perfect. De eerste drie delen brengen ons in opbouwende lijn naar het laatste deel waar de tekst en melodie bij elkaar komen in orkest en solosopraan. De gehele symfonie ademt een sfeer van helderheid, elegantie, rust en geluk slechts hier en daar onderbroken door wat donkere wolken als in het wat demonische tweede deel wat als bijschrift Freund Hein spielt auf heeft. Het heerlijke derde deel voert de reis uiteindelijk naar het laatste deel Das Himmlischen leben.
De orkestbezetting is voor Mahler begrippen relatief klein; naast strijkers, harp, schellen, slagwerk en wat houtblazers, slechts drie trompetten, vier hoorns en geen trombones. De première in 1901 werd geen onverdeeld succes maar inmiddels behoort deze symfonie tot de meest geliefde en ook best toegankelijke symfonieen van Mahler.
Riccardo Chailly heeft inmiddels naam gemaakt met zijn Mahler interpretaties en zet de traditie van het Concertgebouw met de muziek van Mahler voortreffelijk voort. Chailly heeft veel aandacht besteed aan de studie van Mengelberg van deze symfonie. Chailly kiest voor een rustige en een beetje herfstige aanpak maar prachtig uitgewogen en vrij van elk manierisme en met oog voor elk detail, kenmerkend voor Chailly. Het Concertgebouw is natuurlijk altijd weer een klasse op zich met een ongelooflijk mooie homogene strijkersklank, betoverende houtblazers en de celli in het derde deel heb ik nooit mooier gehoord bij welke uitvoering dan ook. Een bijzondere plaats neemt ook de soloviool partij in scordatura stemming in gespeeld door Alexander Kerr en prachtig het wat lugubere van het tweede deel doet uitkomen. Een minpuntje is misschien de wat te ingetogen sopraan Barbara Bonny in het laatste deel, zij kan toch niet helemaal de vergelijking doorstaan met Elisabeth Schwarzkopf in de opname met Otto Klemperer.
Evenals de opname van de vijfde symfonie bewijst Decca hier opnieuw wat er op dit moment mogelijk is met de digitale technieken. Een perfecte definitie, een geweldig homogene orkestklank, met machtig diep slagwerk en een sfeer en ambiance die nauwelijks minder is dan een goede plaats in de grote zaal van het Concertgebouw. De opname werd gemaakt in september 1999 door Jonathan Stokes.
Concertgebouw orkest o.l.v. Riccardo Chailly
Decca 4667202