Cello Suite 1 op.72, Cello Suite 2 op.80, Sonate voor cello en piano op.65
"Zijn muziek is niet altijd direct en toegankelijk; de emotie is verborgen, zo zacht, zo lyrisch en toch zo krachtig als het het hart raakt van de luisteraar. Ik ben ervan overtuigd dat Brttten´s tijd nog niet is gekomen; zijn grootheid nog niet in volle mate erkent door de wereld. Maar zijn tijd zal komen, net als die voor Mahler of Sjostakovitsj kwam" (Mstislav Rostropovitsj).
In 1960 werd Britten door de door hem zeer gewaardeerde Russische componist Sjostakovitsj uitgenodigd voor de Britse première van diens eerste celloconcert in de Royal Festival Hall in Londen met als solist Rostropovitsj aan wie Sjostakovitsj het werk had opgedragen. Na de uitvoering introduceerde Sjostakovitsj Britten aan Rostropovitsj en zo begon een lange vriendschap die Britten stimuleerde opnieuw instrumentale muziek te gaan schrijven na een lange periode van voornamelijk vocale muziek en opera. Het lag eigenlijk niet zo in de aard van Britten om min of meer instrumentaal en abstract werk te schrijven. Het is dan ook zeker mede te danken aan de grote persoonlijkheid van Rostropovitsj die Britten er toe aanzette tot het schrijven van deze meesterlijke suites voor cello solo naast nog een cellosymfonie.
De eerste suite ontstond in de herfst van 1964, de tweede stamt uit augustus 1967. De suites zijn mede geïnspireerd door Rostropovitsj uitvoeringen van de suites voor cello solo van Bach en ook Britten gebruikt in deze werken een klankwereld die stamt uit de franse luit- en klavecimbel school. In de eerste suite gebruikt Britten een in de barok veel voorkomend effect: een inleidend canto keert in verschillende vormen meerdere keren terug. Bij de barok componisten als Bach en Vivaldi zal dit stijlgebonden beperkt blijven tot één deel, terwijl Britten het als een lange lijn in de gehele compositie inzet. In de tweede suite gebruikt Britten in het laatste deel op originele manier één van zijn lievelingsvormen de basso ostinato, dwz een zelfstandige baspartij en die gekenmerkt wordt door een herhaling van een opvallend motief. Het eerste deel van deze suite is een improvisatie gevolgd door een fuga. Door de gehele composities heerst een wat melancholieke sfeer zo typerend voor de muziek van Britten. De sonate voor cello en piano werd geschreven in 1960 en is opgedragen aan Rostropovitsj.
Nog altijd is de uitvoering van Rostropovitsj en Britten de standaard voor deze werken en is één van de hoogtepunten uit de fonografische geschiedenis.
De opname werd gemaakt in juli 1968 in The Maltings, Snape door Gordon Parry. Een opname uit de gouden tijd van Decca waarbij veel moderne opnames verbleken in vergelijk met de gloed, de warmte en het kunstenaarschap die deze opnames laten horen. De prachtige Decca Britten serie beslaat ongeveer diens gehele oeuvre met werken als het War Requiem, de opera´s, de ontroerende church parables en de orkestmuziek en voor het grootste deel door Britten zelf gedirigeerd.
Bij de producers en opnametechnici komen we grote namen tegen als John Culshaw, Gordon Parry en Kenneth Wilkinson. Helaas zijn niet alle opnames nog leverbaar. De grote platenmaatschappijen houden zich (de laatste tijd) blijkbaar liever bezig met Andrea Bocceli en ander RTL-4 achtige producties in plaats zich in te zetten voor dit cultureel erfgoed!
Heren van Universal music: moeten we nu echt massaal naar de cd-uitleen instanties om dan maar zelf te gaan branden op onze pc´s? Doe er wat aan!
Mstislav Rostropovitsj, cello
Benjamin Britten, piano
Decca 4219592