ARTIKEL

Tot u spreekt de kamer 2/3

Gastauteur | 16 maart 2006

Deel 2 (van 3)

Klik hier voor deel 1 van dit artikel
Klik hier voor deel 3 van dit artikel

Een bijdrage van Transtec, geschreven door Peter Walker

 

Vroeger of later

In tegenstelling tot wat u waarschijnlijk altijd gedacht hebt zal in een modale huiskamer 90 % van de geluidsenergie die onze oren bereikt uit (vroege en latere) reflecties bestaan. Het is verleidelijk om hieruit te concluderen dat het voor alles zaak is de rondom-respons van de weergever onafhankelijk van de frequentie te maken, maar dat blijkt te simpel gedacht te zijn.

Muziek en spraak bestaan allesbehalve uit continue tonen, maar vormen een onophoudelijk veranderend stramien, veranderend in sterkte en in frequentie, soms geleidelijk, meestal sprongsgewijs. Als regel vinden de sprongen plaats in minder tijd dan nodig is om het diffuse veld op te bouwen, zodat we na elke sprong geconfronteerd worden met een nieuw direct geluid, terwijl we nog omringd zijn door de nagalm van het vorige. Organisten en kerkkoren stellen zich op deze gang van zaken in, maar dat kunnen wij passieve luisteraars ze niet nadoen. Wat wij wel kunnen is eigenlijk wel zo elegant.


Baaierd

Ons brein houdt de binnenkomende geluidsindrukken eventjes vast, alsof het een bandlusje in een recorder is, en analyseert ondertussen onophoudelijk welke impulsen bij welke nagalm horen. De tijdelijke opslag stelt onze hersenen in staat orde te scheppen in die baaierd van geluid die op ons afkomt. Onze ingebouwde processor is zo efficiënt dat we in een vertrouwde omgeving (thuis) stukken beter in staat zijn te bepalen uit welke richting een plotseling geluid komt dan buiten de deur.

Ons gehoor is in hoge mate gevoelig voor snelle veranderingen in het geluidsbeeld. En ook de richtinggevoeligheid is sterk gekoppeld aan `transients`, stoot- en plofgeluiden, waaronder inzetten, vooral die van de kopersectie. Niet voor niets bestaat de ritmesectie van de big band van oudsher uit piano, gitaar, slagbas en drums - die we alle vier afzonderlijk waarnemen! Niet alleen trekt het eerstkomende directe geluid onze aandacht, zodat we aart de hand daarvan de richting bepalen van waar het komt, maar we kunnen deze functie ook weer vergaand uitschakelen als ons dat beter uitkomt.


fig. 4    hoe de klarinet zijn toonbereik afstraalt


Cocktaileffect

We kennen waarschijnlijk allemaal het verschijnsel dat we in een druk eethuis ondanks het hoge stoorniveau toch redelijk met onze tafelgenoten kunnen converseren zonder overmatig last te hebben van de belendende mee-eters. Tenzij we door die buren onze naam horen uitspreken: dan spelen we het moeiteloos klaar voor ons uit te blijven kijken, maar te luisteren naar wat er naast of achter ons te horen valt Jaren terug, toen stereo net kwam kijken, vond een schrandere Amerikaan de term "cocktailparty effect" uit voor dit verschijnsel, want het is een functie van ons gehoor die niet kan werken zolang het geluid uit maar één gaatje komt. We gebruiken dit vermogen natuurlijk in de concertzaal, waar we tevens de gewaarwording van de nagalm onder de tafel vegen, want we hebben dat geluid al gehoord toen het de eerste keer langs kwam.


Slap en vaal / droog en kaal

Het vermogen ruimtelijk te horen speelt een enorme rol in onze muziekbeleving, ook al levert het directe geluid maar een kleine bijdrage aan onze totale gewaarwording. Als we in een kamer naar luidsprekerweergave luisteren en door een technische ingreep het directe geluid uitfilteren, horen we de luidheid nauwelijks veranderen. De hoge tonen komen wat zwakker door en de muziek klinkt soppig, weinig gedetailleerd. Luisteren we alleen naar het directe geluid, met de kamer weggefilterd, dan zakt de geluidssterkte aanzienlijk in, en de weergave wordt kaal en droog. Het soort weergave dat we ook kunnen beluisteren in het vrije veld, in de sneeuw.


Pratend hoofd - geen monopolie van de NOS

We stomen langzaam op naar de hamvraag: laten wij onze oren hangen naar onze luidsprekers of hoe zit dat? Laten we maar eens een opname maken van de menselijke stem, in een redelijk-goed gedempte kamer. We zetten de microfoon op 30 - 40 cm voor de spreker (m/v). Als we de opname nu afluisteren op een luidspreker met rechte axiale respons en een afstralingindex met eenzelfde verloop als het menselijk hoofd (dat is niet moeilijk), dan benaderen we aardig het theoretische begrip "pratend hoofd". De weergave zal in elke kamer en in elke positie een uiterst natuurlijke indruk maken, dezelfde indruk die de woordvoerder zelf in dezelfde positie ook zou maken. De kamerresonanties worden evenzo volstrekt vanzelfsprekend toegevoegd. Als we met iemand lopen te praten in variërende omgeving, dan klinken onze stemmen de ene keer droog en gedempt, een andere keer hol en galmend. We letten daar niet op zolang de omgeving zichtbaar overeenstemt met de akoestiek ervan. Pas wanneer we iemand in een warmgemeubileerde kamer zouden horen spreken met de nagalm van een zwembad, zouden we verbijsterd opkijken.
 
De auditieve impressie moet kloppen met de visuele. En we hebben aan een snelle blik genoeg om een idee te vormen van het te verwachten auditieve karakter.


EDITORS' CHOICE