De muziek van The Dust Dive is van een melancholieke en betoverende eenvoud. Op dit tweede album van het in Brooklyn (NY) zoeken Laura Ortman, Ken Switzer en Bryan Zimmerman hun inspiratie op het Amerikaanse platteland. De gevonden inspiratie wordt vervolgens in sobere folkachtige liedjes te verpakt.
Alsof ik zelf uit het raam kijk, vanaf mijn Groningse terp, zo klinkt de muziek, kaal, kernachtig, ontdaan van alle haast, poespas en drang tot actie. Alleen de takken, de vogels en de planten zijn er om te beschouwen in hun koele rust. De geluiden die zij maken, hetzij door de wind, hetzij door klapperende vleugels, vibreren de lucht.
De hoes laat de Amerikaanse ekster zien, een veer van een roofvogel?, klauwen van licht die de lucht doorklieven. Wat doet trouwens dat jachtgeweer in die vermolmde boomstam?
Trage, nooit op gang komende Americana, vaak alleen met viool, muzikale zaag, elektrisch gitaar, hammond, casio en reed orgeltjes, samples, en een bijna klaaglijke, zangstem. Intrigerende teksten waar je gedwongen naar moet luisteren bij gebrek aan ritmes.
Titels als ‘Babyface In A Pick-Up Truck’, ‘Rope Swing 2000’, ‘Catfish From The Pharaohs’ en ‘Fort Acid’ roepen vragen genoeg op over de cryptische inhoud. Die inhoud die je vervolgens op een dwaalspoor zet zoals de hoofdpersoon in ‘Babyface’, die nog nooit in New York is geweest: ‘some people call me the space cowboy’.
Zelf noemen ze de liedjes de `party songs…without the party Music!` Laura Ortman, een indiaanse van Apache afkomst laat haar viool treurig zweven in de solo van ‘Rope Swing 2000’. Jason Loewenstein, voormalig Sebadoh lid, is de man van de knoppen en daarmee verantwoordelijk voor de verzameling rustieke landschapjes, die aandacht verdienen in platenland.
Er schijnt op 17 maart een sessie in Amsterdam opgenomen te zijn door de VPRO. Gauw uitzenden, want deze bijzondere release smaakt naar meer.