Er bestaan veel mythen en misverstanden over CD, SACD en DVD loopwerken, met name over de rol van de individuele onderdelen waaruit een compleet digitaal loopwerk -met of zonder lademechnisme- is opgebouwd.
Soliditeit is van belang maar goed uitgekiende commerciële loopwerken met een lichtgewicht constructie kunnen op verbazingwekkende wijze hun digitale mannetje staan, mits ze worden aangestuurd door doeltreffende servo-electronica. Bij het benoemen van een bepaald loopwerk worden maar al te vaak twee dingen met elkaar verward; het eigenlijke loopwerk en het lademechanisme. Het loopwerk wordt niet zelden afgerekend op de al dan niet tevredenstellende aanblik en/of constructie van het lademechnisme.
Toploaders oftewel spelers zonder lademechanisme hebben daar vrijwel geen last van omdat men daar de schijf direct op de motorspindel (of in het geval van een C.E.C.; de snaaraangedreven spindel-as) legt. Het is dus mogelijk dat een lade-speler en een toploader van exact hetzelfde loopwerk zijn voorzien maar dat de lade-variant het predikaat `cheapo` krijgt (dankzij een niet al te jofel ogende plastic lade) terwijl datzelfde loopwerk in semi-naakte vorm een beduidend betere visuele indruk maakt.
Een begrijpelijke reactie -men ziet liever een stuk fijnmechaniek dan een plastic flap- maar helaas vormt het de basis van vele dogma`s. Alhoewel het lademechanisme van een CD/DVD/SACD-speler meer in het oog springt is het toch het loopwerk en de bijbehorende servoaansturing (plus de voeding) waar het -letterlijk- om draait.