Het handboek voor de buizenmens


René van Es | 17 juli 2008

Wie anno 2008 alles wil weten over elektronenbuizen voor hifi versterkers zal zijn toevlucht moeten nemen tot een bonte verzameling boekjes, die wellicht op markten, beurzen of antiquariaten te verkrijgen zijn. Of je gaat voor het boek van Rudolf Moers.

Hij heeft op uitputtende wijze beschreven wat de fundamentele techniek van een elektronenbuis is. Rudolf Moers wilde meer weten van buizen en liep tegen het geschetste probleem aan. Versnipperde informatie in oude boeken en technische publicaties. Waar een ander de moed zou opgeven, heeft Moers het probleem bij de wortel aangepakt en de informatie die hij te pakken kreeg gebundeld met eigen kennis en ervaring, tot een lijvige combinatie van leerboek en naslagwerk.



In maar liefst 800 pagina’s behandelt Rudolf Moers de gedragingen en eigenschappen van elektronenbuizen van voor tot achter. Het boek begint met het beschrijven van het toepassingsgebied van buizen en een korte historie. Gevolgd door de werking van een buis, die berust op elektronen emissie in een vacuüm. Daarna komen de diverse buistypes aan bod. De diode, triode, tetrode en penthode. Van elk soort buis wordt de werking en opbouw toegelicht. Aangegeven is in formules hoe een schakeling doorgerekend moet worden, bovendien wordt het gedrag van de buis uitgelegd aan de hand van formules.

Per buis zijn voorbeelden aangedragen van schakelingen waarin de buis past. Met de diode buis zijn dat gelijkrichter schakelingen, inclusief filters en buffers. Met de andere buizen zijn dat versterker schakelingen en/of fasedraaiers. Bij triodes komen zowel de kleine dubbeltriodes aan bod, denk aan ECC81, 82, 83 enzovoort, maar eveneens bijvoorbeeld de 211, 300B en 2A3 eindtrioden. Om een idee te geven hoe uitputtend de informatie is neem ik de fasedraaier als voorbeeld. De fasedraaier wordt behandeld als: kathodedyne, transformator, cascade, verschilversterker, omkeertrap en zelfinstellende fasedraaier. Bij de grote triodes gaat het over instellingen in klassen, de uitgangstransformator, parallel schakeling, rendementen en afgegeven vermogens. Steeds gebracht in een leesbare vorm, daarna al snel aangevuld met wiskundige berekeningen om zelf met de buis een schakeling te ontwerpen.

De nieuwe bijbel

Het blijft niet alleen bij het beschrijven van buizen, er worden vergelijkingen gemaakt tussen de buistypes en het uiteindelijke resultaat wat bereikt kan worden. Rudolf Moers heeft alle mogelijke invalshoeken van de elektronenbuis onder de loep genomen. Belangrijke hoofdstukken zijn gewijd aan het frequentie afhankelijke gedrag van onderdelen. Weerstanden, buizen, transformatoren, spoelen en condensatoren. Niet lineaire vervorming komt aan bod. Net als het ontstaan en tegengaan van ruis. Natuurlijk is tegenkoppeling niet vergeten. Hoe koppel je tegen, wat zijn de gevolgen, hoe bereken je tegenkoppeling en waar pas je het toe. De laatste 30 pagina’s van het boek behandelen de logische werkwijze als u zelf een versterker wilt gaan bouwen. Ervan uitgaande dat u met de kennis die u tot u heeft genomen in 770 voorgaande pagina’s, in staat bent verder te gaan dan alleen de aanschaf van een bouwpakket.



Met het boek probeert Rudolf Moers theorie en praktijk naar elkaar toe te brengen. Door de uitputtende informatie kan ook een ervaren bouwer nog heel wat leren, beter begrijpen waarom bepaalde methodieken zijn toegepast. Waar de knelpunten zitten in ontwerpen van anderen en voor velen belangrijk, hoe maak je een bestaande versterker beter. Het boek is beslist geen opsomming van data sheets over buizen. Het is ook geen boek waarin je ademloos als een roman de geschiedenis en de toekomst van de elektronenbuis volgt. Zelf had ik veel moeite met de ontelbare formules, die veelal noodzakelijk zijn om schakelingen door te rekenen. Dat is overigens een gebrek aan wiskundig inzicht bij mij, dat is niet gelegen in de manier waarop Moers te werk gaat. Wie weinig tot niets van wiskunde snapt kan mijn inziens het boek beter een keer lenen dan aanschaffen. Hoewel, die “alpha lezer” zal zeker wat opsteken en bovendien gaan begrijpen wat een fabrikant bedoelt met een term als Ultra Lineair. Zal gaan inzien waar ruisproblemen ontstaan en waarom een hoge mate van tegenkoppeling funest is voor het geluid van een versterker. Alleen al die wetenschap maakt het waard een aantal avonden aan het boek te besteden.



Wat ik in een tweede druk zou vermijden, als ik in de schoenen van Rudolf Moers zou staan, is populair taalgebruik. Een versterker “vernachel” je niet, die gaat kapot door verkeerd gebruik of door een slecht berekende opzet van de schakeling. Dat soort taal en het vaak opmerken van: “dan heb je ook wat”, leest niet lekker in een boek waarmee de schrijver zo verschrikkelijk veel eer inlegt. Omdat hij het gedurfd heeft alles maar dan ook alles van buizen na te pluizen. Om daarna de complete tekst aan meerdere deskundigen voor te leggen voor publicatie mocht plaatsvinden. Het is knap om theorie en praktijk op een voor de lezer zo begrijpelijke wijze neer te schrijven. Hulde voor de vele duidelijke tekeningen die de auteur heeft gebruikt. Tenslotte kan ik nog opmerken dat er niet alleen voorbeelden van schakelingen worden gegeven en de berekeningen daarvan, van compleet uitgewerkte meetopstellingen worden praktijk voorbeelden aangedragen. Inclusief te gebruiken meetapparatuur, handige methodieken en foto’s van de meetopstellingen.

Kortom, het boek “Fundamentele versterkertechniek met elektronenbuizen”, van de hand van Rudolf Moers, uitgegeven bij Elektor, is waarschijnlijk de nieuwe en mogelijk laatste bijbel voor iedereen die meer wil weten van een elektronen buis. Wil kunnen begrijpen wat een elektronenbuis doet, hoe hij werkt en hoe de buis in de praktijk het beste inzetbaar is. Mocht u toch graag de antiquariaten blijven bezoeken, in het boek zijn uitgebreide literatuurlijsten opgenomen aan de hand waarvan u een zoektocht kunt beginnen. Veel completer kan het niet.